maandag 6 februari 2012

zelfanalyse deel II

Het schuine deel is een toevoeging op zelfanalyse I




1. Beschrijf welke invloeden en achtergronden jou hebben gevormd tot de persoon die je nu bent. Denk aan identiteitsbepalende factoren als je opvoeding, culturele positie, sociaal-economische positie, politieke voorkeur, etc.

Ik ben opgegroeid in Voorschoten, een klein dorpje naast Leiden. Ik heb hier op een protestants Christelijke basisschool gezeten en ging ook elke zondag met mijn ouders mee naar de kerk. Veel kinderen uit mijn klas waren daar dan ook. Er zaten niet veel buitenlandse kinderen bij mij op school. Bij mij in de klas zat één buitenlands jongen die was geadopteerd en één jongen met een buitenlandse moeder en Nederlandse vader. Na de basisschool ben ik naar het Visser't Hooft Lyceum gegaan, ook dit was een protestants Christelijke school. Hier zaten meer buitenlandse leerlingen dan op mijn basisschool. Wel trokken al deze leerlingen met elkaar op. Je had niks tegen elkaar maar ook niks met elkaar eigenlijk. Deze leerlingen hadden een aparte plek in de pauze waar ze altijd stonden en iedereen liet elkaar wel in hun waarde. Na de middelbare school ben ik naar de Hogeschool Leiden gegaan om daar te beginnen met de opleiding hbo-v, ik ben toen ook op kamers gegaan en lid geworden van de Algemene Leidsche StudentenVereniging Quintus. Na mijn propedeuse gehaald te hebben in mijn eerste jaar ben ik in mijn tweede jaar na mijn stage gestopt met deze studie. Ik heb toen verschillende dingen gedaan en ben uiteindelijk begonnen met de studie pabo ook aan de Hogeschool Leiden.

Mijn familie komt allemaal uit de omgeving mijn moeder is in Delft geboren en heeft Familie in Delft en Zeeland waar mijn oma vandaan komt. Mijn vader komt uit Den Haag en heeft hier dan ook Familie wonen, maar ook een zus in Duitsland en een broer in Frankrijk. Helaas is er geen contact meer met die familie.

In het dagelijks leven woon ik nog steeds op kamers in een meisjes huis en ga ik af en toe nog naar de kerk met mijn ouders, ik vind dit belangrijk en ook merk ik dat mijn ouders het erg waarderen. Ik heb nog een zus in Bergen op Zoom wonen, ze heeft twee kinderen, helaas zie ik haar niet vaak door de afstand en andere externe problemen. 

In het verleden en nog steeds zijn er veel dingen gebeurt die mij nog steeds dagelijks beïnvloedden, ik denk dat door gebeurtenissen een deel van je karakter wordt gevormd.

Wat ik nog weg heb gelaten bij mijn eerste zelfanalyse is mijn politieke voorkeur. Ik ben geïnteresseerd in de politiek, vroeger wel meer dan nu maar ik vind het nog steeds heerlijk om naar een goed debat te kijken. Ik stem hetzelfde al mijn ouders en ik denk dat dat ook door mijn opvoeding komt. Ouders voedden hun kinderen op een bepaalde manier op en geven ze bepaalde normen en waarden mee. Deze normen en waarden komen ook weer zo veel mogelijk terug in de politieke partij waar je op stemt.

2. Met welke sociale groep (of groepen) identificeer je je momenteel het meest? (bijv. familie, leeftijdsgenoten uit de wijk waar je woont, studentenvereniging, uitgaans-scene, hockeyteam, etc.)

Ik zit dus bij een studentenvereniging, ondertussen ben ik daar nu oud wijf en dus ook niet meer wekelijks te vinden. Ik kies de activiteiten uit waarvan ik denk dat ik het leuk vind om bij te zijn en één keer per maand doen we iets leuks met alle oude wijven en jonge reunisten. Verder werk ik in twee horeca zaken waar ik dus veel tijd door breng, namelijk in een café en een discotheek. En heb ik nog een vast vrienden groepje van de middelbare school. Één keer in de week heb ik ook nog een huisavond en ik probeer mijn vriendje af en toe te zien. Dat gaat gelukkig redelijk makkelijk omdat hij ook in Leiden woont.

Met mijn vriendje is het ondertussen uit, het ging niet meer. Hierdoor heb ik gelukkig weer wat meer tijd over. Ik vind het ook heerlijk om af en toe alleen op mijn kamer te zitten ook omdat deze momenten zeldzaam zijn. Ik heb het de laatste tijd zo druk gehad dat het mij allemaal teveel werd en ik ben tot inzicht gekomen dat ik ook af en toe rust moet houden. Ook zie ik dat ik mijn ouders hierboven niet heb genoemd. Mijn ouders wonen vlakbij en ik heb een goede band met hen, maar misschien juist daarom ben ik er niet vaak te vinden. Ik slaap er nooit maar probeer wel wanneer ik tijd heb even langs te fietsen om er te eten, ook dit zou ik graag vaker doen.

3. Welke voor jou geldende specifieke achtergronden (zie vraag 1) zouden - denk je - van invloed kunnen zijn op jouw lesgeven?

Ik ben opgegroeid met een sterkte invloed van de kerk en ook al doe ik er niet veel mee in mijn privé leven ik neem het wel mee wanneer ik voor de klas sta. Niet alleen door het geven van godsdienst lessen maar ook door het mee geven van bepaalde normen en waarden. Ook heb ik van mijn ouders geleerd dat iedereen hetzelfde is wat voor een huidskleur je ook hebt. 

Ik heb nooit echt te maken gehad met allochtonen kinderen, niet op school, niet op mijn werk en niet tijdens mijn studie. Ik heb de laatste periode les gegeven op een school met wel wat meer allochtone kinderen, ik heb hier al veel van geleerd in de omgangsvorm met deze leerlingen en heb ook veel aan de lessen gehad die over dit onderwerp gingen. Wel heb ik door gehad dat je ze niet perse anders moet behandelen maar ik heb ook geleerd andere dingen in mijn les te betrekken bijvoorbeeld godsdiensten.

4. In hoeverre kan je jouw pedagogisch-didactisch handelen beschouwen als transcultureel?


a. Heb je een open leefhouding waarbij je andere waarden en normen niet alleen respecteert, maar ook accepteert?
Ik heb nu een multiculturele klas maar wel op een protestants christelijke school. Ik heb hier wel gesprekken over met de leerlingen, ik heb namelijk geen enkele leerling in de klas die praktiserend protestants is. Hierom probeer ik andere geloven ook aan bod te laten komen en het met leerlingen over normen en waarden in het algemeen te hebben. Ik vind het ook interessant om van de leerlingen over hun gebruiken te horen gekoppeld aan hun geloof en de gewoontes. Ik denk dus dat ik zeker opensta voor andere waarden en normen.

b. Ben je in staat cultuurverschillen te overbruggen?
Ja en ik ben ook in staat de leerlingen met elkaars cultuur kennis te laten maken.

c. In hoeverre ben je in staat leerlingen te begeleiden bij hun culturele identiteitsvorming?
De ouders vormen vaak de mening van het kind over het geloof, ik kan de kinderen daar alleen maar in begeleiden en open laten stellen voor elkaar. 

5. Denk je dat je een speciale bijdrage kan leveren aan de realisering van interculturele taken van de basisschool? Zo ja, hoe dan?

Ik zou in ieder geval graag een speciale bijdrage willen leveren. Ik geef lessen over andere culturen en probeer leerlingen aan te moedigen om over hun eigen cultuur te vertellen. Zo probeer ik de klas een open mind voor elkaar te hebben. Ik denk dat ik op dit moment nog niet meer bijdrage kan leveren. 

Ik heb gemerkt dat in veel lessen interculturele taken aan bod kunnen komen, zo heb ik het kunnen verwerken in geschiedenis en aardrijkskunde lessen. De leerlingen vonden dit heel interessant en vonden het fijn om over hun eigen achtergrond te vertellen.

6. Hoe ziet jouw visie op de huidige maatschappij er nu uit?

In Nederland leef je in een multi culturele samenleving, wel is er ook in de lessen naar voren gekomen dat er van een samenleving soms helaas nog niet veel sprake is en dat verschillende culturen nog erg op zichzelf gefocust zijn en niet voor elkaar open staan. 

a. Welke uitdagingen in de samenleving zie je?
De uitdaging die ik zie in de samenleving is dat ik hoop dat verschillende culturen niet alleen naast elkaar kunnen wonen maar ook door elkaar heen kunnen wonen. En natuurlijk wil ik niet op dringen van je eigen cultuur af te wijken maar wel om ook open te staan voor andere culturen. 

In de lessen kregen wij te maken met filmpjes dat verschillende culturen niet gemengd willen worden. Op mijn stageschool heb ik hier niks van gemerkt de leerlingen spelen met elkaar en praten allemaal gewoon Nederlands met elkaar. Ook kwamen alle ouders naar de ouderavond en waren hier geen onenigheden zoals misschien te verwachten was na het lezen van het boek van alles wat meenemen waarin staat dat bevolkingsgroepen het niet altijd eens zijn met de manier van handelen van een school.

b. Welke bedreigingen in de samenleving zie je?
Wat ik hoop is dat er geen andere culturen opgedrongen worden maar dat iedereen gewoon zijn of haar eigen geloof kan blijven praktiseren en culturele gewoontes in stand kan houden maar ook dat mensen geen afkeer hebben voor elkaars gewoonten en geloof.

Veel ouders waren wel teleurgesteld in de Nederlandse samenleving omdat hun kind niet naar de school kon die ze voor ogen hadden. Ik hoop niet dat die leerlingen nu gedemotiveerd zijn om verder te leren, ook snapte de ouders vaak veel niet van het vervolgonderwijs.

7. Hoe kijk je aan tegen de integratie van allochtone groepen in de samenleving?

Helaas zijn er allochtone groepen die liever niet wil integreren en deze keuze bewust maken. De mensen die wel willen integreren moeten wij zoveel mogelijk proberen te helpen. Ook denk ik dat de inburgeringstest die wij laatst in de les gemaakt hebben niet representatief is aangezien een groot deel van de klas hem ook niet heeft gehaald. Ik denk dus dat de vragen van deze test zo mogelijk aangepast moeten worden.

In mijn stageklas zaten geen ouders die geen Nederlands spraken dus wat dat betreft goed geïntegreerd. Wel maakte een vader een opmerking waarvan mijn mentor en ik niet wisten of het nou opzettelijk denigrerend was, maar ik denk niet dat deze opmerking met cultuur te maken had een Nederlandse vader had dezelfde boze opmerking kunnen maken.

8. Hoe ervaar je andere religies dan de jou goed bekende?

Ik vind het altijd heel interessant om over andere religies te horen en over hun gewoontes. Wel hoop ik dat iedereen vrij is van het kiezen van zijn of haar religie. 

Ik ben bekend met de andere religies en ervaar geen belemmeringen in het lesgeven wanneer ik een keer niet weet wat een gewoonte is binnen een religie ik sta hiervoor open en vraag uitleg aan de leerling. De leerling vind het vaak juist interessant hierover te vertellen.

9. Hoeveel vrienden / kennissen met een andere culturele -en/of buitenlandse achtergrond heb je?

De meeste mensen om mij heen zijn protestants of katholiek of in ieder geval zo opgevoed. Of geloven helemaal nergens in. Wel ben ik vorig jaar naar Israel gegaan om vrienden van de familie op te zoeken, toen heb ik ook veel geleerd over het (orthodoxe) joodse geloof.

De buitenlandse vrienden die ik heb zijn eigenlijk allemaal geadopteerd. Mijn ex vriendje was half Arubaans van een tweede generatie en mijn andere ex vriendje half Indonesisch van een tweede generatie wat ik hier wel aan merkte is dat het meer patsers zijn dan Nederlandse mannen. Verder ga ik dus vooral met autochtonen om, dit is geen bewuste keuze maar in mijn omgeving zijn de meeste mensen autochtoon.  

10. Welke invloed hebben gesprekken met kinderen en ouders met andere culturele achtergronden op jou gehad?

Ik wil aan hun laten zien dat ik opensta om in contact te komen met andere culturen en ook nieuwsgierig ben naar deze culturen. Ik vind het interessant om over de verschillen en overeenkomsten te praten.  

Dit is niet veranderd, ik weet wie ik zelf ben maar vind het interessant om over andere mensen te horen en hierover te praten.


woensdag 25 januari 2012

toepassingskaart 4 praktijkanalyse







1. Je bestudeert het schoolplan. Je beschrijft de visie van de school. Hoe ziet de school haar taak / rol in de wijk?


Relatie met de wijk
De leerlingen komen zowel uit de wijk als uit andere wijken van Leiden, maar ook uit omliggende plaatsen zoals eerder beschreven. De school heeft geen speciale contacten met een buurtcentrum of andere voorziening voor kinderen in de buurt.

2. Je beschrijft de sociaal-maatschappelijke omgeving waarin de school zich bevindt (denk aan: bevolkingssamenstelling, sociaal-economische gegevens, etc.)


De bevolkingssamenstelling (17.000 inwoners) kent een relatief groot aandeel ouderen en niet-westerse allochtonen. Veel inwoners behoren daarnaast tot de lagere inkomensgroepen. Het economische hart wordt gevormd door het winkelcentrum de Luifelbaan en de deels bovenwijkse voorzieningen daaromheen. Daarnaast zijn er veel voorzieningen op het gebied van onderwijs, kinderopvang, sport, gezondheidszorg en ouderen. Zuidwest heeft een redelijk vitale economische sector, die niet alleen zijn basis heeft in de formele werklocaties, maar ook in de verschillende woonbuurten. Uit de leefbaarheidmonitor 2004 blijkt dat Zuidwest gemiddeld scoort waar het veiligheid betreft. De bewoners voelen zich niet bijzonder onveilig en van drank- en drugsproblemen heeft men minder last dan gemiddeld in Leiden. Wat betreft de sociale cohesie scoort de wijk ook gemiddeld.


3. Je brengt de leerlingenpopulatie van de school in kaart. Je geeft een beeld van de opbouw van de schoolbevolking.


Het overgrote deel van de leerlingen van mijn stage school is Nederlands of derde generatie, dus ook vaak al vernederlandst, de thuistaal was dan ook over het algemeen Nederlands. De school van zichzelf is protestant ingesteld en de meeste leerlingen zijn niet gelovig of beoefenen het protestante geloof. Een klein deel van de leerlingen is Islamitisch opgevoed. De meeste leerlingen hebben minstens één broer(tje) of zus(je) en het overgrote deel van de ouders is nog bij elkaar. De economische samenstelling van het gezin was in veel gevallen erg zwak, er werd niet veel geld verdiend. Wel werkte het overgrote deel van de ouders in ieder geval parttime. 


4. Je geeft de manier van samenwerken aan tussen school en


ouders
Wij willen een laagdrempelige school zijn, waar niet alleen de kinderen, maar ook de ouders zich thuis voelen. We vinden het belangrijk dat de ouders betrokken zijn bij het leerproces van hun kind en dat er een goed en regelmatig contact is tussen school en gezin. Een goede samenwerking tussen school en thuis zorgt ervoor dat het kind zich prettig voelt op school en zich daardoor zich beter ontwikkelt. Samen met u als ouders kunnen we veel meer bereiken. Daarvoor hebben wij uw belangstelling, ervaring en inzet nodig. Een goed contact op basis van vertrouwen en wederzijds respect vinden wij erg belangrijk. Om beter af te stemmen op wederzijdse behoeften en meer contacten met ouders te hebben werken wij met een Ouderraad (OR). Bij gescheiden ouders verloopt de communicatie bij voorkeur met beide ouders. Daar waar dit niet kan vinden gesprekken plaats met de ouder waar het kind woont. Indien beide ouders de ouderlijke macht hebben geven wij op verzoek informatie aan de ouder waar het kind niet woont.


• onderwijsondersteuning
Zonder ouders geen school!
Op school vinden allerlei activiteiten plaats waarbij uw hulp onmisbaar is. We denken hierbij aan de organisatie van schoolfeesten, schoolreisjes, sportevenementen, spelletjesdagen, handenarbeidactiviteiten, schoolbibliotheek, verzorgen van vervoer bij excursies naar musea, kinderboerderij en dergelijke. Dit is alleen mogelijk met hulp van ouders. Ook uw kinderen stellen uw aanwezigheid in de school zeer op prijs. In de eerste periode ontvangt u een formulier, waarop u kunt aangeven waarmee u het team en de kinderen wenst te ondersteunen.

Medezeggenschapsraad

De MR bestaat uit ouders/verzorgers en leerkrachten. Jaarlijks worden er verkiezingen gehouden voor één of meerdere plaatsen in de MR. De taak van de MR is het meedenken in beleidsmatige zaken zoals sollicitatieprocedures, besteding van de ouderbijdragen en het arbobeleid. De MR maakt jaarlijks een begroting en legt eens per jaar verantwoording af aan alle ouders/verzorgers. De MR bestaat uit vier ouders en vier leden van het schoolteam. De vergaderingen van de MR zijn openbaar en worden zo mogelijk via De Markant bekend gemaakt. De notulen worden op school op de prikborden opgehangen. Twee MR-leden zitten in de gezamenlijke medezeggenschapsraad (GMR) van de schoolvereniging. Hierin worden zaken besproken die voor alle scholen gelden.

De Klassenouder

Deze helpt (of regelt hulp) in de groep bij dagen dat er bijzondere activiteiten zijn, zoals de verjaardag van de leerkracht, helpen bij verschillende feesten. Daarnaast helpt de klassenouder mee om voldoende begeleiders en/of auto’s te regelen voor bijvoorbeeld een excursie. Ook zijn zij de directe lijn met de Ouderraad. Op en na de informatieavond aan het begin van het schooljaar zullen de leerkrachten de ouders hiervoor benaderen.

De Ouderraad

De ouderraad bestaat momenteel uit ongeveer tien ouders. De ouderraad houdt zich vooral bezig met de organisatie van festiviteiten en speciale activiteiten binnen en buiten de school. Bij de uitvoering van de evenementen is de hulp van andere ouders ook vaak gewenst en hun steun door de vrijwillige ouderbijdrage noodzakelijk.


5. Je geeft aan welke specifieke activiteiten en vaardigheden het onderhouden van dit netwerk van een leerkracht vraagt. Interview hierover bijvoorbeeld iemand binnen de school die mede verantwoordelijkheid draagt voor deze activiteiten.


Ik heb mijn mentor voor deze deelvraag een aantal vragen gesteld. Wat hieruit naar voren kwam is dat mijn mentor zelf niet veel hoeft te doen om voor bijvoorbeeld activiteiten ouders mee te krijgen. De ouders van de sbo kinderen zijn betrokken. Wat soms wel moeilijk is dat ouders ver weg wonen waardoor ik veel telefoongesprekken voer met de ouders ipv de ouders ook daadwerkelijk onder vier ogen kan spreken. 

Zonder ouders geen school!

Op school vinden allerlei activiteiten plaats waarbij uw hulp onmisbaar is. We denken hierbij aan de organisatie van schoolfeesten, schoolreisjes, sportevenementen, spelletjesdagen, handenarbeidactiviteiten, schoolbibliotheek, verzorgen van vervoer bij excursies naar musea, kinderboerderij en dergelijke. Dit is alleen mogelijk met hulp van ouders. Ook uw kinderen stellen uw aanwezigheid in de school zeer op prijs. In de eerste periode ontvangt u een formulier, waarop u kunt aangeven waarmee u het team en de kinderen wenst te ondersteunen.

Medezeggenschapsraad

De MR bestaat uit ouders/verzorgers en leerkrachten. Jaarlijks worden er verkiezingen gehouden voor één of meerdere plaatsen in de MR. De taak van de MR is het meedenken in beleidsmatige zaken zoals sollicitatieprocedures, besteding van de ouderbijdragen en het arbobeleid. De MR maakt jaarlijks een begroting en legt eens per jaar verantwoording af aan alle ouders/verzorgers. De MR bestaat uit vier ouders en vier leden van het schoolteam. De vergaderingen van de MR zijn openbaar en worden zo mogelijk via De Markant bekend gemaakt. De notulen worden op school op de prikborden opgehangen. Twee MR-leden zitten in de gezamenlijke medezeggenschapsraad (GMR) van de schoolvereniging. Hierin worden zaken besproken die voor alle scholen gelden.

De Klassenouder

Deze helpt (of regelt hulp) in de groep bij dagen dat er bijzondere activiteiten zijn, zoals de verjaardag van de leerkracht, helpen bij verschillende feesten. Daarnaast helpt de klassenouder mee om voldoende begeleiders en/of auto’s te regelen voor bijvoorbeeld een excursie. Ook zijn zij de directe lijn met de Ouderraad. Op en na de informatieavond aan het begin van het schooljaar zullen de leerkrachten de ouders hiervoor benaderen.

De Ouderraad

De ouderraad bestaat momenteel uit ongeveer tien ouders. De ouderraad houdt zich vooral bezig met de organisatie van festiviteiten en speciale activiteiten binnen en buiten de school. Bij de uitvoering van de evenementen is de hulp van andere ouders ook vaak gewenst en hun steun door de vrijwillige ouderbijdrage noodzakelijk.


6. Je bekijkt een aardrijkskunde- en geschiedenismethode en geeft de mate van interculturaliteit aan.


De aardrijkskunde- en geschiedenismethode die de Marke gebruikt is de methode genaamd Meander en Brandaan. De methode van geschiedenis genaamd Brandaan is niet intercultureel ingesteld het gaat puur en alleen over de geschiedenis van Nederland. De methode van aardrijkskunde Meander is een stuk meer intercultureel ingesteld, dit jaar hebben we het vooral over de topografie van Europa en de geschiedenis van die landen. Deze methode is dus niet puur en alleen op Nederland gericht. Ondanks dat zijn de meeste ouders actief betrokken bij de school. We zijn een school met kleine klassen en de band tussen de ouders onderling is dan ook hecht. Ouders zijn gemotiveerd de school te helpen, ook omdat ik vaak merk dat ouders al een lange weg met hun kind hebben moeten gaan en blij zijn dat hun kind eindelijk een plekje gevonden heeft waar het zich thuis voelt. 

dinsdag 24 januari 2012

toepassingskaart 9 rekenen

Reken vanuit een ander perspectief


A. Analyseer een rekenmethode op (Multi) culturele kenmerken


Alleen al op de kaft van de rekenmethode wis en rekenen vind je diverse culturen. Ook in de opdrachten vind je namen die niet van Nederlandse afkomst zijn, maar een mix van Nederlands namen en buitenlands  namen.                                            



In de afbeeldingen worden veelvuldig mensen met verschillende huidskleur afgebeeld hier komen dus verschillende etnische verschillen naar voren. Vaak spelen deze culturen met elkaar of ondernemen ze iets wat dan uiteraard uitgerekend moet worden. De opdrachten en lessen zijn wel algemeen geformuleerd en het gaat veelvuldig over algemene activiteiten, dus niet over bepaalde feestdagen etc. Wel gaan de sommen vaak over typisch Nederlandse activiteiten als schaatsen en fietsen.


B. Zoek een context die lastig is voor kinderen met een andere culturele achtergrond. Pas deze aan en/ of geef een voorbeeld van een les waarin de kinderen geen 'last' meer hebben van de context.


In de rekenmethode wis en rekenen werken de leerlingen voor met context gevonden sommen. Voor de leerlingen is het kort en bondig opgeschreven wat ze moeten doen. Wel hoort er bij veel opdrachten uitleg van de leerkracht. In de methode voor de leerkracht staat wel een lang verhaal om de leerlingen te helpen. Doordat er weinig tekst wordt gebruikt kunnen de leerlingen altijd vlot aan de slag. De buitenlandse kinderen maar ook de dyslectische kinderen ondervinden geen problemen met het maken van de sommen. Wanneer de leerlingen toch problemen ondervinden vragen ze dit en lees ik het voor.
Wanneer ik soms een opdracht uitleg merk ik wel dat de leerlingen het moeilijk vinden maar dan gaat dit om een nieuw soort opdracht, over het algemeen lijken de gemaakte opdrachten op elkaar zodat de leerlingen weten waar ze aan toe zijn.


C. Analyseer een eigen les op (Multi) culturele kenmerken


Uit mijn stagemap heb ik een rekenles uitgekozen die ik recent nog gegeven heb. Deze les ging over procenten en is op niveau van E7.
-Bij deze les was er geen sprake van een cultureel component. Het enige waar je een westerse cultuur aan zou kunnen verbinden was dat het om tv kijken ging en wat men over het algemeen onder het tv kijken doet. Dit zou een westerse opvatting kunnen zijn en in andere culturen anders.
-Het materiaal en de lesinhoud zijn afkomstig uit de methode. De achtergrond van de leerlingen die deze les hebben gemaakt is westers. Het zijn allemaal leerlingen met Nederlandse namen en Nederlandse ouders.
-Ik ga in mijn klas meer in op het niveauverschil van de leerlingen dan op het culturele verschil. Wel probeer ik wanneer ik bijvoorbeeld zelf een som verzin voor de leerlingen niet alleen Nederlandse namen te gebruiken of typisch Nederlandse hobby's. En zoals eerder gezegd zit er in mijn klas tijdens rekenen geen buitenlandse leerling, maar ook voor Nederlandse kinderen probeer je een multiculturele omgeving te creëren.  


D. Observeer vier rekenzwakke leerlingen; maak een analyse en leg deze vast.


Mijn rekenklas bestaat uit veel leerlingen die niet in mijn eigen klas zitten. De leerlingen zijn namelijk volgens niveau ingedeeld. Ik geef les aan de hoogste groep van de school namelijk E7, dat wil zeggen dat de leerlingen op het niveau van eind groep 7 zitten. De E7 klas bestaat uit vijf leerlingen. Binnen dit groepje van vijf zitten twee leerlingen die minder goed mee komen dan de andere drie. Leerling S en B. Dit heeft niet met de cultuur te maken de leerlingen hebben een Nederlandse achtergrond. Deze leerlingen zijn erg slecht in hoofdrekenen en moeten dus alles opschrijven, hierdoor werken ze veel langzamer dan de rest van de groep. Wat ik wel heb gemerkt is dat deze twee leerlingen het fijn vinden wanneer ik meteen de sommen nakijk en ook behandel wanneer deze fout zijn. Ze willen heel graag en letten dan ook erg goed op. Doordat de groep zo klein is kunnen deze leerlingen ook goed mee doen met de klassikale uitleg. Ik let goed op ze en ze vinden het leuk om klassikaal sommen te behandelen. De groep is erg enthousiast. Er hangt een goed pedagogisch klimaat in de klas, de leerlingen helpen elkaar en durven hun fouten te maken. 



toepassingskaart 8 Nederlands als tweede taal, woordschatdidactiek



In mijn stageklas (schoolverlaters op het sbo) wordt voor het vak Aardrijkskunde de methode 'Meander aardrijkskunde'. Ik heb een les uitgezocht die aansloot met de belevingswereld van de leerlingen maar ook met de onderwerpen die in andere vakken behandeld worden. De les ging over planeten een onderwerp waar de leerlingen ook met taal mee bezig zijn dus ze wisten hier al veel vanaf. Om deze les tot een les volgens het win-win model in te vullen heb ik er drie korte lessen van gemaakt ipv een les die officieel ongeveer een uur duurt. 

les 1:

-De les is officieel een studieles waarbij de tekst uit het boek eerst wordt voorgelezen dmv een voorleesstem via het activeboard, over deze tekst wordt dan een leergesprek gehouden met een minimale schriftelijke verwerking. 
-Eerst heb ik klassikaal een mindmap met de leerlingen gemaakt wat ze eigenlijk ook altijd bij een taalles gezamenlijk doen. Het woord planeten stond in het midden
-Ik heb zelf werkbladen ontworpen bij de tekst uit het aardrijkskunde boek. Op deze werkbladen waren taal gerelateerde opdrachten te vinden. Zoals het opzoeken van moeilijke woorden in een woordenboek. 
-Ook zijn de leerlingen gewend om bij een taalles een woordenlijst met begrippen te krijgen, deze keer kregen de leerlingen wel al in de moeilijke woorden in een lijst maar moesten ze zelf de betekenis zoeken.
-De woordenlijst mocht nog aangevuld worden met moeilijke woorden die ze zelf bedacht hadden of in de mindmap naar voren kwamen
-Ik heb de leerlingen in tweetallen laten werken zodat ze elkaar konden helpen bij moeilijke opdrachten. 
-Wanneer dit klaar was maakte de leerlingen een zelfgemaakte kruiswoordpuzzel waarbij ik de woorden beschreef en ze het goede woord in de puzzel in moesten vullen, ook dit mocht in tweetallen.

De moeilijke woorden voor de woordenlijst:
-brokstuk
-aantrekken
-dampkring
-gewichtloosheid
-heelal
-lichtspoor
-meteoriet
-neerstorten
-planeet
-ruimte
-sterrenkundige
-sterrenstelsel
-vallende ster
-zwaartekracht

uitdrukking:
ergens een ster in zijn


les 2:


-We begonnen met verkennend lezen van de tekst
-Hierna we de tekst met elkaar doorgelezen. Dit ging goed doordat we de tekst al een keer gehoord hadden en de moeilijke woorden behandeld, nu konden de leerlingen de moeilijke woorden nog beter in de context plaatsen. 
-Na elke alinea stopte we met lezen en hadden het over de betekenis van de moeilijke woorden
-Doordat de leerlingen de tekst en de moeilijke woorden goed snapte was er een grote betrokkenheid vanuit de leerlingen bij de tekst.
-De leerlingen hebben gekeken naar een filmpje over het zonnestelsel.
-Na het lezen hebben de leerlingen een tekening van het zonnestelsel gemaakt nadat we gezamenlijk op het bord de planeten met kenmerken op volgorde hadden gezet.


Les 3:


Ik wilde dat de leerlingen net als de vorige twee lessen met zowel taalbetekenis, de inhoud van de les als de taalfuncties bezig waren. 
-Daarom heb ik de derde les gekozen de leerlingen een 'elfje' te laten maken over het onderwerp dus over planeten.
-In het 'elfje' moesten de leerlingen iets over de planeten zeggen en tenminste één woord uit de woordenlijst hierin gebruiken. De leerlingen hebben al eerder een 'elfje'gemaakt en zijn dus bekend met deze werkvorm, hierdoor kunnen ze zich puur op de inhoud richten.

voorbeeld elfje:

Reflectie:
Ik kijk met een tevreden gevoel terug op de lessen die ik heb gegeven. De kinderen vonden de verschillende werkvormen leuk en om op deze manier een aardrijkskunde tekst te behandelen was erg leuk. De drie lessen kon ik er makkelijk voor uit trekken omdat ik in de aardrijkskunde tijd aan het werk kon en in de taal tijd. Met de verschillende werkvormen waren de leerlingen al eens in aanraking gekomen alleen niet bij aardrijkskunde. De kennis en de betekenis van de woorden zat er goed in bij de leerlingen, dit is ook zo omdat de leerlingen hier nu zelf veel mee bezig waren maar ook omdat ze erg enthousiast waren over het onderwerp. De verschillende werkvormen waren erg leerzaam en leuk. Toen we de tekst tijdens les twee voor de tweede keer besproken wisten de leerlingen nog goed waar de tekst over ging en de betekenis van de woorden die ze bij les 1 hebben opgezocht. De tekst voor de tweede keer behandelen had zeker al te maken met verdieping. Op het voorbereidingsformulier had ik duidelijke lesdoelen voor mijzelf en de leerlingen opgeschreven zodat ik goed voor ogen had welke richting ik op wou gaan met de lessen. 
De leerlingen zijn deze lessen met de taalbetekenis als de taalfunctie van de tekst en de woorden bezig geweest. 
Ik heb deze lessen 'boven' de methode gestaan. Ik heb van één les drie lessen gemaakt waarbij de woordenschatontwikkeling groot is. Het was een erg leerzame opdracht. Ik merkte ook dat leerlingen meer in zich opnemen wanneer ze drie keer ongeveer 20 minuten aan een tekst zitten dan in één keer 60 min en daarna niks meer met  de tekst doen. 

Mijn mentor was tevreden over de lessen en de uitwerking ervan. Ik vond het ook fijn zelf weer een les te mogen maken. Omdat ik stage heb gelopen op het sbo zat ik erg vast aan vaste werkvormen omdat de leerlingen anders snel van slag zouden raken, toch ging dit erg goed. Ik heb duidelijk van te voren gezegd wat de bedoeling was en het doel van de les tegen de leerlingen. Op een leuke manier ben je toch weer met taal bezig met de leerlingen.  


themabijeenkomst 5 de wereld door de ogen van...

Deze les hebben we per groepje op onze eigen manier een samenvatting gegeven van het door het groepje gekozen hoofdstuk uit het boek. Ik had met mijn groepje het hoofdstuk over Chinezen gekozen. Samen met Kevin heb ik dit hoofdstuk samengevat, zie toepassingskaart 5. Wij hebben ervoor gekozen om een soort quiz vorm van de samenvatting te maken omdat dit ons boeiender leek dan alle stof droog te vertellen.

Wat heb ik geleerd?
Ik heb veel over verschillende culturen geleerd en ook over het geven van een presentatie. Probeer een presentatie boeiend te houden.

Wat neem ik mee?
De verkregen informatie van de verschillende groepjes neem ik mee. Ook zal ik onthouden wanneer er weer een hele ochtend presentaties zijn het leuk is als groepjes verschillende manieren van presenteren. Het is te vergelijken met wanneer je zelf voor de klas staat en de hele ochtend gebruik je dezelfde manier van presenteren, de kinderen zullen dan ook afdwalen, dit gebeurt bij studenten ook.

Wat ga ik hiermee doen?
De samenvattingen zijn erg handig om nog te bestuderen voor het naderende mondeling.

toepassingskaart 7 De wereld door de ogen van....

Een chinees meisje genaamd Minouk zit in groep 8 van de basisschool, ze is in Nederland geboren maar haar ouders in China. Ze is heel ijverig en presteert goed. Thuis maakt ze voornamelijk huiswerk of helpt ze haar ouders in het restaurant, ook wil ze nog wel eens hier huiswerk gaan maken. Verder heeft ze zelf ook nog een krantenwijk en gaat ze op zaterdag naar de Chinese school. Ze gaat niet veel om met kinderen uit de buurt, als ze buitenspeelt hoeft ze niet perse op een bepaalde tijd binnen te zijn omdat ze altijd mag wachten tot haar ouders thuis zijn van werken. Haar ouders leggen veel druk op haar om te presteren maar ze hoort er alleen maar iets van als een toets juist een keer minder goed ging. Een ouderavond vinden haar ouders over het algemeen maar onzin. Minouk wil graag dokter worden en ze heeft ook te horen gekregen dat ze naar het vwo mag. Wel heeft ze nog erg veel moeite met de Nederlandse taal, thuis praten ze Chinees en haar ouders kunnen maar heel gebrekkig Nederlands. Haar ouders willen graag dat ze gaat studeren, in China is het niet vanzelfsprekend dat je mag studeren daarom moet ze van haar ouders goed haar best doen. Minouk houd ook niet zo van buitenspelen omdat ze wel eens gepest wordt en mensen over haar roddelen. Ze mag van haar ouders niet met Turkse en Marokkaanse kinderen omgaan, die pesten haar ook en haar ouders zeggen dat het maar luie kinderen zijn die altijd buiten zitten. Als ze gepest wordt doet Minouk alsof ze het niet doorheeft en loopt weg, ze gaat de confrontatie niet aan. Thuis is Minouk ook gewend de confrontatie niet aan te gaan en wanneer ze iets fout heeft gedaan accepteert ze de straf die haar ouders haar geven. Als ik het over ouders heb bedoel ik vooral de moeder. De verantwoordelijkheid voor de opvoeding rust voor het grootste deel op de schouders van haar moeder.

Ik heb Minouk nu sinds september in mijn klas. Ze is heel gedreven om te presteren maar verder is het een stil meisje. Haar ouders heb ik nog nooit echt uitgebreid gesproken, ik kijk soms wel of ze bij het schoolplein staan maar Minouk komt altijd alleen, ze is natuurlijk ook gewoon twaalf jaar. Op een ouderavond heb ik haar ouders ook nog niet ontmoet. Minouk haar resultaten zijn ook gewoon goed dus er is geen noodzaak dat ik haar ouders spreek maar het liefst leer ik altijd alle ouders een beetje kennen van de leerlingen. In de klas merk ik niet dat Minouk gepest word, ze is erg stil en teruggetrokken en de rest van de leerlingen laat haar daardoor een beetje links liggen. Ze is nog nooit betrokken geraakt bij een ruzie. Wel probeer ik haar naast iemand in de klas te zetten die met haar begaan is en als ze een keer met elkaar praten zie ik dit een beetje door de vingers omdat ik het belangrijk vind dat Minouk contact maakt. Extra begeleiding in de taal zal goed zijn voor Minouk, ik probeer haar ook meer te laten spreken door bijvoorbeeld een spreekbeurt te laten geven. Wat fijn zou zijn is als Minouk ook thuis Nederlands kan praten maar helaas is dit niet het geval.

Keulen, A. van, Beurden, A. en Pels, T. (2010). Van alles wat mee nemen. Bussum: Coutinho





Samenvatting hoofdstuk Chinezen


Chinezen.

5.1 inleiding
In 1911 kwamen de eerste Chinese migranten aan in Rotterdam. Zij hielden zich vooral bezig met het op straat verkopen van pinda’s. ze stonden daarom bekend als pinda-Chinezen.
In de jaren 60 en 70 kwam er ook een deel van de Chinese gezinnen naar Nederland. Vooral uit Honkong of de Volksrepubliek China.
Na 1975 kwamen de meeste Chinezen naar Nederland, er wonen in Nederland ook Chinezen die afkomstig zijn uit Indonesië en Suriname.
In 2010 wonen er in Nederland zo’n 71 530 Chinezen (cbs, 2010).
Er wordt in de Chinese gezinnen maar weinig Nederlands gesproken. Bij de meeste gezinnen is Kantonees de voertaal. Andere veel voorkomende talen zijn: Kakka, Hokien, Wenzhou of Mandarijns.
De meeste Chinezen gaan na hun vestiging in Nederland werken in de horeca. Ze zijn vaak werkzaam in de Chinees-Indische restaurantsector als kok, kelner of restauranteigenaar.

5.2 diversiteit
Ongeveer de helft van de Chinese ouders spreekt nauwelijks Nederlands. Vooral de moeders vinden het belangrijk dat hun kind ook de Chinese taal leert omdat de ouders en de kinderen elkaar anders niet kunnen verstaan.
De meerheid van de moeders spreekt de voorkeur uit naar een gemengde woonomgeving. Dit vinden ze belangrijk om te integreren en de Nederlandse taal te leren. Veel moeders nemen ook deel aan activiteiten buitenshuis.
Ouders van de tussengeneratie hebben vaak een hoger onderwijs genoten dan de ouders van de eerste generatie. Veel ouders in China hebben enkele jaren middelbaar onderwijs gehad. Een aantal hebben ook hoger onderwijs gevolgd en iets minder dan de helft heeft maximaal basisonderwijs gevolgd.
Van de onderzoeksgroep werkt bijna 70 procent van de mannen in de horeca, van de vrouwen werkt ongeveer de helft als huisvrouw, de andere helft werkt in een restaurant. De overige mannen uit de onderzoeksgroep vervullen of een hogere functie (apotheker, arts, wetenschappelijk medewerker) of ze zijn werkeloos. Het restaurant is voor veel kinderen ook hun huiskamer. Hier wordt gespeeld of huiswerk gemaakt. Het komt ook wel voor dat jongere kinderen door opa of oma worden opgevangen of worden teruggestuurd naar China om daar door opa en oma te worden opgevoed.
Chinezen zijn door de Nederlandse overheid niet erkend als minderheid. Zij zijn niet zoals bijvoorbeeld Turken of Marokkanen als gastarbeiders gekomen of zoals Surinamers vanuit een voormalig Nederlandse kolonie afkomstig. Dat zij niet als minderheid worden erkend betekent dat zij niet vallen onder het minderhedenbeleid en niet profiteren van de daarbij behorende maatregelen. Bijvoorbeeld: ondersteuning van eigen organisaties, een eigen talig radioprogramma, het aanstellen van Chinese hulpverleners, eigen talig voorlichtingsmateriaal.

5.3. hoe moeders terug kijken op hun jeugd
Voor meisjes was de opvoeding streng. Er moesten vaak op jonge leeftijd al huishoudelijke taken worden verricht en ze hadden weinig bewegingsvrijheid. Veel moeders miste in hun jeugd vooral aandacht.
Hoewel het merendeel van de moeders hun eigen opvoeding als streng heeft ervaren vinden ze het belangrijk dat hun eigen kind eenzelfde strenge opvoeding moet krijgen, het vormt een grote inspiratiebron. Ze willen hierbij dan wel meer aandacht aan hun kind schenken. Een minderheid van de moeders wil het helemaal anders doen. Zij willen hun kinderen juist meer aandacht, vertrouwen en openheid geven en samen dingen doen. Van de ondervraagde vaders is er wel een meerderheid die hun kind meer aandacht, vrijheid en liefde willen geven dan dat ze zelf hebben gehad.

5.4. opvoedingspatronen
De opvoeding wordt vooral gedaan door de moeders. Zij nemen ongeveer 90 procent van de opvoeding en de verzorging op zich. De mannen dragen weinig bij aan het huishouden en de verzorging van de kinderen. De vaders dragen naarmate de kinderen ouder worden wel meer bij maar dit blijft vaak beperkt tot steunend of corrigerend optreden.
Yim fu si mu ( vader is streng, moeder is aardig.)
Vaders zien zichzelf vooral als moreel leider. Vader moet het goede voorbeeld geven door zich rechtvaardig en deugdzaam te gedragen.
Als de vaders hoger zijn opgeleid of uit de tussengeneratie komen nemen zij wel meer verzorgende taken op zich. 
In veel gezinnen woont ook een grootouder in huis om te helpen met het opvoeden van de kinderen, ook wordt deze taak vaak gedaan door de oudere kinderen in het gezin. Veel Chinese vaders vinden het makkelijker om hun kind op te voeden in Nederland. Reden hiervoor zijn de grote mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de sociale en onderwijsvoorzieningen.

5.5.  opvoeden van klein naar groot
Vanaf zes maanden wordt een kind al bijgebracht wat wel en niet mag, ook moet het kind al bepaalde vaardigheden leren. Bijvoorbeeld: zitten, eten opscheppen, kruipen, lopen enz.). De Chinese visie op de ontwikkeling en opvoeding van kinderen gaat uit van een stapsgewijs verloop en de overtuiging dat mensen alles kunnen leren.
Tussen het eerste en tweede levensjaar moeten kinderen leren lopen, praten en zindelijk worden. Tussen het tweede en het vierde levensjaar moeten zij geleidelijk voor zichzelf gaan leren zorgen. In deze periode worden de kinderen vaak als lastig gezien. Ze vragen veel aandacht en krijgen een eigen willetje.
Tussen het vierder en het zesde jaar gaan de kinderen naar school en leren zich te gedragen met anderen. Ze worden verwacht grotendeels voor zichzelf te zorgen. Er wordt aangespoord om op school hard te werken, goed te leren en goed naar de leerkracht te luisteren.
Speelgoed is vooral ontwikkelingsgericht. Ook de tv of spelletjes moeten educatief zijn of goed zijn om Nederlands te leren. Gemiddeld kijken kinderen per gezin niet meer dan 2.5 uur. Kinderen lezen ook vee, vooral de meisjes omdat die vaker thuis zijn. De meeste moeders die niet werken nemen hun kinderen mee naar uitstapjes als het park of de speeltuin, al houden zij hen het liefst onder toezicht.
Rond de tien a twaalf jaar zijn de kinderen zelfstandig. Sommige zijn sterk aan huis gebonden en hebben daardoor weinig vrienden. Ze moeten ook hard werken in het restaurant of hard studeren om een goed betaalde baan te krijgen om later de ouders te verzorgen.
Tussen de 16 en de 20 jaar zijn de kinderen volwassen. De rol van de ouders gaat van sturend naar meer adviserend.

5.6. opvoedingsdoelen
Het belangrijkste onderdeel van de opvoeding is presteren. De kinderen moeten een zo hoog mogelijke opleiding krijgen. Andere belangrijke doelen zijn, respecteren van de ouderen, oppassendheid, beleefdheid, het rechte pad volgen en gehoorzaamheid. Dit hangt sterk samen met het Chinese begrip van eerbied en plichten die de kinderen aan hun ouders verschuldigd zijn. Kinderen zijn er primair voor de ouders. Dit krijgen zij mee van hun ouders, op scholen en de Chinese samenleving.  Belangrijke waarden uit de Chinese cultuur zijn harmonieus met elkaar omgaan, vermijden van conflicten en zorgzaam en verantwoordelijk gedrag ten opzichte van je medemens.

5.7
In Chinese gezinnen staat het in stand houden van de groep centraal, waardoor de opvoeding niet zozeer gericht is op het individu. Ieder kind verdient een zelfde aanpak. Een kleine minderheid van de moeders heeft door hun opvoedingservaring met oudere kinderen wel gezorgd voor een meer individuele gerichte aanpak voor hun jongere kinderen, hierdoor hebben de moeders met deze kinderen intensiever contact. Met dochters hebben de moeders het meeste contact. Om meer bij hun kinderen te zijn zeggen sommige moeders hun baan op.

5.8 Straffen en belonen
Ouders vinden dat belonen geen goede invloed heeft op de kinderen, ze raken verwend of worden arrogant. Vaders leiden het gedrag van hun kinderen in goede banen door te waarschuwen, fysiek te straffen of te praten. Een kleine groep vaders onderhoud een vertrouwelijke verstandhouding met hun kinderen. De meeste moeders hanteren geen strikte regels, die regels die er wel zijn gaan over tijdstip van thuiskomen en naar bed gaan. Oudere kinderen worden buitenshuis wel in de gaten gehouden maar de moeders stellen geen strikte regels. Jongere kinderen worden gecorrigeerd door straf, bij oudere kinderen worden gewaarschuwd en meer uitgelegd. Moeders hanteren verschillende soorten straf zowel mentaal als fysiek. Moeders van de tussengeneratie leggen kinderen vaker uit waarom iets niet mag terwijl de eerste generatie moeders vaker fysieke straffen geven.

5.9 De Chinese school, religie en familie – ideologie
De ouders in dit onderzoek hechten veel belang aan het behoud van de Chinese taal, vooral voor communicatie, terwijl de kinderen liever Nederlands praten. Er zijn Chinese scholen die meestal op zaterdag voor onderwijs zorgen over: Chinese taal, Chinese normen en waarden, achtergronden van de Chinese cultuur, de geloven (boeddhisme, taoïsme en confucianisme, de Chinese feestdagen (vooral oud&nieuw, hierbij wordt er echt een nieuwe start gemaakt).
Chinezen gaan ervan uit dat het leven een geschenk is dat je ontvangt van de geesten van de voorouders. Chinezen zijn sterk gericht op familie-ideologie, er is een strakke hiërarchische ordening naar generatie en geslacht. Kinderen hebben een aantal verplichtingen: bewaren harmonie in relatie met anderen, juiste beleefdheidsregels en omgangsvormen naleven, bescheidenheid, vlijt en schaamte, goed presteren en kuisheid. Een individu conformeert zich altijd tot de groep waar het bij hoort.
Voor de meeste moeders hoort het krijgen van kinderen bij het huwelijk, vooral zonen, al is er bij de moeders van tegenwoordig minder sprake van voorkeur. Vooral moeders van de eerste generatie rekenen op steun van de kinderen.   

5.10 seksespecifieke opvoeding
Meisjes worden scherper in de gaten gehouden en zijn meer aan huis gebonden. De kinderen hebben een redelijke bewegingsvrijheid maar maken hier nauwelijks gebruik van. Moeders houden scherp in de gaten met wie hun kinderen omgaan, uitgaan doen zowel jongens als meisjes nauwelijks, ouders hebben hoge verwachtingen. Kinderen moeten goed presteren en gaan op zaterdag naar de Chinese school en ze werken hier nog bij.
De meeste moeders willen voor hun zoon een Chinese vrouw, die gaat deel uitmaken van de familie. Voor meisjes maakt het minder uit. Toekomstig ouderschap is voor de kinderen vanzelfsprekend en seksualiteit is een taboe. Moeders zijn blij dat de kinderen seksuele voorlichting krijgen op school zodat ze dat zelf niet hoeven te doen.

5.11 onderwijs
De meeste ouders uit het onderzoek zijn tevreden over het onderzoekssysteem, onderwijs is erg belangrijk wel vinden ze dat ze weinig steun en advies krijgen van de leerkrachten. In China is het niet vanzelfsprekend dat je wordt toegelaten tot het vervolgonderwijs. Sommige ouders vinden daarom het Nederlandse onderwijs te vrijblijvend en niet serieus genoeg. Chinese ouders oefenen veel druk uit op hun kinderen en houden alles nauwlettend in de gaten. Toch is het contact met de school vaak minimaal In China is het gewoon dat de school ook opvoedingstaken van de ouders overneemt. Dus zolang het goed gaat is er geen contact met de school. Chinese kinderen zijn vaak stil, hun ouders willen dat ze zich rustig, bescheiden en beschaafd gedragen.

5.12 het vervolgonderwijs
Chinese jongeren nemen vaker dan andere allochtonen en Nederlandse jongeren deel aan havo- of vwo- onderwijs. Maar zij doubleren in verhouding met Nederlandse jongeren vaker en verlaten vaker de school zonder diploma. Door hun grote ijver en inzet krijgen ze vanaf de basisschool een hoog doorstroom advies maar redden het vaak niet door taalachterstand. Hoewel de meeste kinderen extreem hard werken zien ouders dit als luiheid. De moeders die wel oog hebben voor de problemen noemen inderdaad de Nederlandse taal als obstakel. Kinderen krijgen soms enige tijd logopedie.

5.13 discriminatie
De meeste ouders in het onderzoek leren hun kinderen pesterijen en discriminatie te negeren. Een aantal ouders vind dat hun kinderen van zich af moeten bijten. Kinderen worden niet alleen gepest door Nederlandse kinderen, tussen Chinese kinderen en Turkse en Marokkaanse botert het niet erg. Veel Chinese vinden dat Turkse en Marokkaanse kinderen hun best niet doen op school en zich niet goed gedragen.

5.14 opvoeding en ondersteuning
Meer dan de helft van de moeders uit het onderzoek meldt dat Chinezen wel eens op het gedrag van elkaar kinderen letten. Vrijwel alle moeders noemen als probleemgedrag van hun kinderen ongehoorzaamheid en brutaliteit. Kinderen ouder dan 12 jaar zijn vaak minder brutaal en ongehoorzaam.
Ouders die de Nederlandse taal beheersen vinden het helpen van hun kinderen bij schoolwerk prettig, wanneer de taalvaardigheid minder is zien de ouders het meer als een belasting. De meeste opvoedingsondersteuning vinden de moeders bij de vaders. De meeste gezinnen hebben nauwelijks contact met Nederlanders of Nederlandse instellingen.
Afwezigheid van de familieleden is een groot probleem. Kinderopvang is niet afgestemd op de piekuren van een restaurant. Kinderen verblijven vaak bij buren, of door oma als die in Nederland woont. In een uiterst geval worden de kinderen naar oma in China gestuurd.
De horecasituatie beïnvloedt het Chinese gezinsleven en de opvoeding sterk.