woensdag 25 januari 2012

toepassingskaart 4 praktijkanalyse







1. Je bestudeert het schoolplan. Je beschrijft de visie van de school. Hoe ziet de school haar taak / rol in de wijk?


Relatie met de wijk
De leerlingen komen zowel uit de wijk als uit andere wijken van Leiden, maar ook uit omliggende plaatsen zoals eerder beschreven. De school heeft geen speciale contacten met een buurtcentrum of andere voorziening voor kinderen in de buurt.

2. Je beschrijft de sociaal-maatschappelijke omgeving waarin de school zich bevindt (denk aan: bevolkingssamenstelling, sociaal-economische gegevens, etc.)


De bevolkingssamenstelling (17.000 inwoners) kent een relatief groot aandeel ouderen en niet-westerse allochtonen. Veel inwoners behoren daarnaast tot de lagere inkomensgroepen. Het economische hart wordt gevormd door het winkelcentrum de Luifelbaan en de deels bovenwijkse voorzieningen daaromheen. Daarnaast zijn er veel voorzieningen op het gebied van onderwijs, kinderopvang, sport, gezondheidszorg en ouderen. Zuidwest heeft een redelijk vitale economische sector, die niet alleen zijn basis heeft in de formele werklocaties, maar ook in de verschillende woonbuurten. Uit de leefbaarheidmonitor 2004 blijkt dat Zuidwest gemiddeld scoort waar het veiligheid betreft. De bewoners voelen zich niet bijzonder onveilig en van drank- en drugsproblemen heeft men minder last dan gemiddeld in Leiden. Wat betreft de sociale cohesie scoort de wijk ook gemiddeld.


3. Je brengt de leerlingenpopulatie van de school in kaart. Je geeft een beeld van de opbouw van de schoolbevolking.


Het overgrote deel van de leerlingen van mijn stage school is Nederlands of derde generatie, dus ook vaak al vernederlandst, de thuistaal was dan ook over het algemeen Nederlands. De school van zichzelf is protestant ingesteld en de meeste leerlingen zijn niet gelovig of beoefenen het protestante geloof. Een klein deel van de leerlingen is Islamitisch opgevoed. De meeste leerlingen hebben minstens één broer(tje) of zus(je) en het overgrote deel van de ouders is nog bij elkaar. De economische samenstelling van het gezin was in veel gevallen erg zwak, er werd niet veel geld verdiend. Wel werkte het overgrote deel van de ouders in ieder geval parttime. 


4. Je geeft de manier van samenwerken aan tussen school en


ouders
Wij willen een laagdrempelige school zijn, waar niet alleen de kinderen, maar ook de ouders zich thuis voelen. We vinden het belangrijk dat de ouders betrokken zijn bij het leerproces van hun kind en dat er een goed en regelmatig contact is tussen school en gezin. Een goede samenwerking tussen school en thuis zorgt ervoor dat het kind zich prettig voelt op school en zich daardoor zich beter ontwikkelt. Samen met u als ouders kunnen we veel meer bereiken. Daarvoor hebben wij uw belangstelling, ervaring en inzet nodig. Een goed contact op basis van vertrouwen en wederzijds respect vinden wij erg belangrijk. Om beter af te stemmen op wederzijdse behoeften en meer contacten met ouders te hebben werken wij met een Ouderraad (OR). Bij gescheiden ouders verloopt de communicatie bij voorkeur met beide ouders. Daar waar dit niet kan vinden gesprekken plaats met de ouder waar het kind woont. Indien beide ouders de ouderlijke macht hebben geven wij op verzoek informatie aan de ouder waar het kind niet woont.


• onderwijsondersteuning
Zonder ouders geen school!
Op school vinden allerlei activiteiten plaats waarbij uw hulp onmisbaar is. We denken hierbij aan de organisatie van schoolfeesten, schoolreisjes, sportevenementen, spelletjesdagen, handenarbeidactiviteiten, schoolbibliotheek, verzorgen van vervoer bij excursies naar musea, kinderboerderij en dergelijke. Dit is alleen mogelijk met hulp van ouders. Ook uw kinderen stellen uw aanwezigheid in de school zeer op prijs. In de eerste periode ontvangt u een formulier, waarop u kunt aangeven waarmee u het team en de kinderen wenst te ondersteunen.

Medezeggenschapsraad

De MR bestaat uit ouders/verzorgers en leerkrachten. Jaarlijks worden er verkiezingen gehouden voor één of meerdere plaatsen in de MR. De taak van de MR is het meedenken in beleidsmatige zaken zoals sollicitatieprocedures, besteding van de ouderbijdragen en het arbobeleid. De MR maakt jaarlijks een begroting en legt eens per jaar verantwoording af aan alle ouders/verzorgers. De MR bestaat uit vier ouders en vier leden van het schoolteam. De vergaderingen van de MR zijn openbaar en worden zo mogelijk via De Markant bekend gemaakt. De notulen worden op school op de prikborden opgehangen. Twee MR-leden zitten in de gezamenlijke medezeggenschapsraad (GMR) van de schoolvereniging. Hierin worden zaken besproken die voor alle scholen gelden.

De Klassenouder

Deze helpt (of regelt hulp) in de groep bij dagen dat er bijzondere activiteiten zijn, zoals de verjaardag van de leerkracht, helpen bij verschillende feesten. Daarnaast helpt de klassenouder mee om voldoende begeleiders en/of auto’s te regelen voor bijvoorbeeld een excursie. Ook zijn zij de directe lijn met de Ouderraad. Op en na de informatieavond aan het begin van het schooljaar zullen de leerkrachten de ouders hiervoor benaderen.

De Ouderraad

De ouderraad bestaat momenteel uit ongeveer tien ouders. De ouderraad houdt zich vooral bezig met de organisatie van festiviteiten en speciale activiteiten binnen en buiten de school. Bij de uitvoering van de evenementen is de hulp van andere ouders ook vaak gewenst en hun steun door de vrijwillige ouderbijdrage noodzakelijk.


5. Je geeft aan welke specifieke activiteiten en vaardigheden het onderhouden van dit netwerk van een leerkracht vraagt. Interview hierover bijvoorbeeld iemand binnen de school die mede verantwoordelijkheid draagt voor deze activiteiten.


Ik heb mijn mentor voor deze deelvraag een aantal vragen gesteld. Wat hieruit naar voren kwam is dat mijn mentor zelf niet veel hoeft te doen om voor bijvoorbeeld activiteiten ouders mee te krijgen. De ouders van de sbo kinderen zijn betrokken. Wat soms wel moeilijk is dat ouders ver weg wonen waardoor ik veel telefoongesprekken voer met de ouders ipv de ouders ook daadwerkelijk onder vier ogen kan spreken. 

Zonder ouders geen school!

Op school vinden allerlei activiteiten plaats waarbij uw hulp onmisbaar is. We denken hierbij aan de organisatie van schoolfeesten, schoolreisjes, sportevenementen, spelletjesdagen, handenarbeidactiviteiten, schoolbibliotheek, verzorgen van vervoer bij excursies naar musea, kinderboerderij en dergelijke. Dit is alleen mogelijk met hulp van ouders. Ook uw kinderen stellen uw aanwezigheid in de school zeer op prijs. In de eerste periode ontvangt u een formulier, waarop u kunt aangeven waarmee u het team en de kinderen wenst te ondersteunen.

Medezeggenschapsraad

De MR bestaat uit ouders/verzorgers en leerkrachten. Jaarlijks worden er verkiezingen gehouden voor één of meerdere plaatsen in de MR. De taak van de MR is het meedenken in beleidsmatige zaken zoals sollicitatieprocedures, besteding van de ouderbijdragen en het arbobeleid. De MR maakt jaarlijks een begroting en legt eens per jaar verantwoording af aan alle ouders/verzorgers. De MR bestaat uit vier ouders en vier leden van het schoolteam. De vergaderingen van de MR zijn openbaar en worden zo mogelijk via De Markant bekend gemaakt. De notulen worden op school op de prikborden opgehangen. Twee MR-leden zitten in de gezamenlijke medezeggenschapsraad (GMR) van de schoolvereniging. Hierin worden zaken besproken die voor alle scholen gelden.

De Klassenouder

Deze helpt (of regelt hulp) in de groep bij dagen dat er bijzondere activiteiten zijn, zoals de verjaardag van de leerkracht, helpen bij verschillende feesten. Daarnaast helpt de klassenouder mee om voldoende begeleiders en/of auto’s te regelen voor bijvoorbeeld een excursie. Ook zijn zij de directe lijn met de Ouderraad. Op en na de informatieavond aan het begin van het schooljaar zullen de leerkrachten de ouders hiervoor benaderen.

De Ouderraad

De ouderraad bestaat momenteel uit ongeveer tien ouders. De ouderraad houdt zich vooral bezig met de organisatie van festiviteiten en speciale activiteiten binnen en buiten de school. Bij de uitvoering van de evenementen is de hulp van andere ouders ook vaak gewenst en hun steun door de vrijwillige ouderbijdrage noodzakelijk.


6. Je bekijkt een aardrijkskunde- en geschiedenismethode en geeft de mate van interculturaliteit aan.


De aardrijkskunde- en geschiedenismethode die de Marke gebruikt is de methode genaamd Meander en Brandaan. De methode van geschiedenis genaamd Brandaan is niet intercultureel ingesteld het gaat puur en alleen over de geschiedenis van Nederland. De methode van aardrijkskunde Meander is een stuk meer intercultureel ingesteld, dit jaar hebben we het vooral over de topografie van Europa en de geschiedenis van die landen. Deze methode is dus niet puur en alleen op Nederland gericht. Ondanks dat zijn de meeste ouders actief betrokken bij de school. We zijn een school met kleine klassen en de band tussen de ouders onderling is dan ook hecht. Ouders zijn gemotiveerd de school te helpen, ook omdat ik vaak merk dat ouders al een lange weg met hun kind hebben moeten gaan en blij zijn dat hun kind eindelijk een plekje gevonden heeft waar het zich thuis voelt. 

dinsdag 24 januari 2012

toepassingskaart 9 rekenen

Reken vanuit een ander perspectief


A. Analyseer een rekenmethode op (Multi) culturele kenmerken


Alleen al op de kaft van de rekenmethode wis en rekenen vind je diverse culturen. Ook in de opdrachten vind je namen die niet van Nederlandse afkomst zijn, maar een mix van Nederlands namen en buitenlands  namen.                                            



In de afbeeldingen worden veelvuldig mensen met verschillende huidskleur afgebeeld hier komen dus verschillende etnische verschillen naar voren. Vaak spelen deze culturen met elkaar of ondernemen ze iets wat dan uiteraard uitgerekend moet worden. De opdrachten en lessen zijn wel algemeen geformuleerd en het gaat veelvuldig over algemene activiteiten, dus niet over bepaalde feestdagen etc. Wel gaan de sommen vaak over typisch Nederlandse activiteiten als schaatsen en fietsen.


B. Zoek een context die lastig is voor kinderen met een andere culturele achtergrond. Pas deze aan en/ of geef een voorbeeld van een les waarin de kinderen geen 'last' meer hebben van de context.


In de rekenmethode wis en rekenen werken de leerlingen voor met context gevonden sommen. Voor de leerlingen is het kort en bondig opgeschreven wat ze moeten doen. Wel hoort er bij veel opdrachten uitleg van de leerkracht. In de methode voor de leerkracht staat wel een lang verhaal om de leerlingen te helpen. Doordat er weinig tekst wordt gebruikt kunnen de leerlingen altijd vlot aan de slag. De buitenlandse kinderen maar ook de dyslectische kinderen ondervinden geen problemen met het maken van de sommen. Wanneer de leerlingen toch problemen ondervinden vragen ze dit en lees ik het voor.
Wanneer ik soms een opdracht uitleg merk ik wel dat de leerlingen het moeilijk vinden maar dan gaat dit om een nieuw soort opdracht, over het algemeen lijken de gemaakte opdrachten op elkaar zodat de leerlingen weten waar ze aan toe zijn.


C. Analyseer een eigen les op (Multi) culturele kenmerken


Uit mijn stagemap heb ik een rekenles uitgekozen die ik recent nog gegeven heb. Deze les ging over procenten en is op niveau van E7.
-Bij deze les was er geen sprake van een cultureel component. Het enige waar je een westerse cultuur aan zou kunnen verbinden was dat het om tv kijken ging en wat men over het algemeen onder het tv kijken doet. Dit zou een westerse opvatting kunnen zijn en in andere culturen anders.
-Het materiaal en de lesinhoud zijn afkomstig uit de methode. De achtergrond van de leerlingen die deze les hebben gemaakt is westers. Het zijn allemaal leerlingen met Nederlandse namen en Nederlandse ouders.
-Ik ga in mijn klas meer in op het niveauverschil van de leerlingen dan op het culturele verschil. Wel probeer ik wanneer ik bijvoorbeeld zelf een som verzin voor de leerlingen niet alleen Nederlandse namen te gebruiken of typisch Nederlandse hobby's. En zoals eerder gezegd zit er in mijn klas tijdens rekenen geen buitenlandse leerling, maar ook voor Nederlandse kinderen probeer je een multiculturele omgeving te creëren.  


D. Observeer vier rekenzwakke leerlingen; maak een analyse en leg deze vast.


Mijn rekenklas bestaat uit veel leerlingen die niet in mijn eigen klas zitten. De leerlingen zijn namelijk volgens niveau ingedeeld. Ik geef les aan de hoogste groep van de school namelijk E7, dat wil zeggen dat de leerlingen op het niveau van eind groep 7 zitten. De E7 klas bestaat uit vijf leerlingen. Binnen dit groepje van vijf zitten twee leerlingen die minder goed mee komen dan de andere drie. Leerling S en B. Dit heeft niet met de cultuur te maken de leerlingen hebben een Nederlandse achtergrond. Deze leerlingen zijn erg slecht in hoofdrekenen en moeten dus alles opschrijven, hierdoor werken ze veel langzamer dan de rest van de groep. Wat ik wel heb gemerkt is dat deze twee leerlingen het fijn vinden wanneer ik meteen de sommen nakijk en ook behandel wanneer deze fout zijn. Ze willen heel graag en letten dan ook erg goed op. Doordat de groep zo klein is kunnen deze leerlingen ook goed mee doen met de klassikale uitleg. Ik let goed op ze en ze vinden het leuk om klassikaal sommen te behandelen. De groep is erg enthousiast. Er hangt een goed pedagogisch klimaat in de klas, de leerlingen helpen elkaar en durven hun fouten te maken. 



toepassingskaart 8 Nederlands als tweede taal, woordschatdidactiek



In mijn stageklas (schoolverlaters op het sbo) wordt voor het vak Aardrijkskunde de methode 'Meander aardrijkskunde'. Ik heb een les uitgezocht die aansloot met de belevingswereld van de leerlingen maar ook met de onderwerpen die in andere vakken behandeld worden. De les ging over planeten een onderwerp waar de leerlingen ook met taal mee bezig zijn dus ze wisten hier al veel vanaf. Om deze les tot een les volgens het win-win model in te vullen heb ik er drie korte lessen van gemaakt ipv een les die officieel ongeveer een uur duurt. 

les 1:

-De les is officieel een studieles waarbij de tekst uit het boek eerst wordt voorgelezen dmv een voorleesstem via het activeboard, over deze tekst wordt dan een leergesprek gehouden met een minimale schriftelijke verwerking. 
-Eerst heb ik klassikaal een mindmap met de leerlingen gemaakt wat ze eigenlijk ook altijd bij een taalles gezamenlijk doen. Het woord planeten stond in het midden
-Ik heb zelf werkbladen ontworpen bij de tekst uit het aardrijkskunde boek. Op deze werkbladen waren taal gerelateerde opdrachten te vinden. Zoals het opzoeken van moeilijke woorden in een woordenboek. 
-Ook zijn de leerlingen gewend om bij een taalles een woordenlijst met begrippen te krijgen, deze keer kregen de leerlingen wel al in de moeilijke woorden in een lijst maar moesten ze zelf de betekenis zoeken.
-De woordenlijst mocht nog aangevuld worden met moeilijke woorden die ze zelf bedacht hadden of in de mindmap naar voren kwamen
-Ik heb de leerlingen in tweetallen laten werken zodat ze elkaar konden helpen bij moeilijke opdrachten. 
-Wanneer dit klaar was maakte de leerlingen een zelfgemaakte kruiswoordpuzzel waarbij ik de woorden beschreef en ze het goede woord in de puzzel in moesten vullen, ook dit mocht in tweetallen.

De moeilijke woorden voor de woordenlijst:
-brokstuk
-aantrekken
-dampkring
-gewichtloosheid
-heelal
-lichtspoor
-meteoriet
-neerstorten
-planeet
-ruimte
-sterrenkundige
-sterrenstelsel
-vallende ster
-zwaartekracht

uitdrukking:
ergens een ster in zijn


les 2:


-We begonnen met verkennend lezen van de tekst
-Hierna we de tekst met elkaar doorgelezen. Dit ging goed doordat we de tekst al een keer gehoord hadden en de moeilijke woorden behandeld, nu konden de leerlingen de moeilijke woorden nog beter in de context plaatsen. 
-Na elke alinea stopte we met lezen en hadden het over de betekenis van de moeilijke woorden
-Doordat de leerlingen de tekst en de moeilijke woorden goed snapte was er een grote betrokkenheid vanuit de leerlingen bij de tekst.
-De leerlingen hebben gekeken naar een filmpje over het zonnestelsel.
-Na het lezen hebben de leerlingen een tekening van het zonnestelsel gemaakt nadat we gezamenlijk op het bord de planeten met kenmerken op volgorde hadden gezet.


Les 3:


Ik wilde dat de leerlingen net als de vorige twee lessen met zowel taalbetekenis, de inhoud van de les als de taalfuncties bezig waren. 
-Daarom heb ik de derde les gekozen de leerlingen een 'elfje' te laten maken over het onderwerp dus over planeten.
-In het 'elfje' moesten de leerlingen iets over de planeten zeggen en tenminste één woord uit de woordenlijst hierin gebruiken. De leerlingen hebben al eerder een 'elfje'gemaakt en zijn dus bekend met deze werkvorm, hierdoor kunnen ze zich puur op de inhoud richten.

voorbeeld elfje:

Reflectie:
Ik kijk met een tevreden gevoel terug op de lessen die ik heb gegeven. De kinderen vonden de verschillende werkvormen leuk en om op deze manier een aardrijkskunde tekst te behandelen was erg leuk. De drie lessen kon ik er makkelijk voor uit trekken omdat ik in de aardrijkskunde tijd aan het werk kon en in de taal tijd. Met de verschillende werkvormen waren de leerlingen al eens in aanraking gekomen alleen niet bij aardrijkskunde. De kennis en de betekenis van de woorden zat er goed in bij de leerlingen, dit is ook zo omdat de leerlingen hier nu zelf veel mee bezig waren maar ook omdat ze erg enthousiast waren over het onderwerp. De verschillende werkvormen waren erg leerzaam en leuk. Toen we de tekst tijdens les twee voor de tweede keer besproken wisten de leerlingen nog goed waar de tekst over ging en de betekenis van de woorden die ze bij les 1 hebben opgezocht. De tekst voor de tweede keer behandelen had zeker al te maken met verdieping. Op het voorbereidingsformulier had ik duidelijke lesdoelen voor mijzelf en de leerlingen opgeschreven zodat ik goed voor ogen had welke richting ik op wou gaan met de lessen. 
De leerlingen zijn deze lessen met de taalbetekenis als de taalfunctie van de tekst en de woorden bezig geweest. 
Ik heb deze lessen 'boven' de methode gestaan. Ik heb van één les drie lessen gemaakt waarbij de woordenschatontwikkeling groot is. Het was een erg leerzame opdracht. Ik merkte ook dat leerlingen meer in zich opnemen wanneer ze drie keer ongeveer 20 minuten aan een tekst zitten dan in één keer 60 min en daarna niks meer met  de tekst doen. 

Mijn mentor was tevreden over de lessen en de uitwerking ervan. Ik vond het ook fijn zelf weer een les te mogen maken. Omdat ik stage heb gelopen op het sbo zat ik erg vast aan vaste werkvormen omdat de leerlingen anders snel van slag zouden raken, toch ging dit erg goed. Ik heb duidelijk van te voren gezegd wat de bedoeling was en het doel van de les tegen de leerlingen. Op een leuke manier ben je toch weer met taal bezig met de leerlingen.  


themabijeenkomst 5 de wereld door de ogen van...

Deze les hebben we per groepje op onze eigen manier een samenvatting gegeven van het door het groepje gekozen hoofdstuk uit het boek. Ik had met mijn groepje het hoofdstuk over Chinezen gekozen. Samen met Kevin heb ik dit hoofdstuk samengevat, zie toepassingskaart 5. Wij hebben ervoor gekozen om een soort quiz vorm van de samenvatting te maken omdat dit ons boeiender leek dan alle stof droog te vertellen.

Wat heb ik geleerd?
Ik heb veel over verschillende culturen geleerd en ook over het geven van een presentatie. Probeer een presentatie boeiend te houden.

Wat neem ik mee?
De verkregen informatie van de verschillende groepjes neem ik mee. Ook zal ik onthouden wanneer er weer een hele ochtend presentaties zijn het leuk is als groepjes verschillende manieren van presenteren. Het is te vergelijken met wanneer je zelf voor de klas staat en de hele ochtend gebruik je dezelfde manier van presenteren, de kinderen zullen dan ook afdwalen, dit gebeurt bij studenten ook.

Wat ga ik hiermee doen?
De samenvattingen zijn erg handig om nog te bestuderen voor het naderende mondeling.

toepassingskaart 7 De wereld door de ogen van....

Een chinees meisje genaamd Minouk zit in groep 8 van de basisschool, ze is in Nederland geboren maar haar ouders in China. Ze is heel ijverig en presteert goed. Thuis maakt ze voornamelijk huiswerk of helpt ze haar ouders in het restaurant, ook wil ze nog wel eens hier huiswerk gaan maken. Verder heeft ze zelf ook nog een krantenwijk en gaat ze op zaterdag naar de Chinese school. Ze gaat niet veel om met kinderen uit de buurt, als ze buitenspeelt hoeft ze niet perse op een bepaalde tijd binnen te zijn omdat ze altijd mag wachten tot haar ouders thuis zijn van werken. Haar ouders leggen veel druk op haar om te presteren maar ze hoort er alleen maar iets van als een toets juist een keer minder goed ging. Een ouderavond vinden haar ouders over het algemeen maar onzin. Minouk wil graag dokter worden en ze heeft ook te horen gekregen dat ze naar het vwo mag. Wel heeft ze nog erg veel moeite met de Nederlandse taal, thuis praten ze Chinees en haar ouders kunnen maar heel gebrekkig Nederlands. Haar ouders willen graag dat ze gaat studeren, in China is het niet vanzelfsprekend dat je mag studeren daarom moet ze van haar ouders goed haar best doen. Minouk houd ook niet zo van buitenspelen omdat ze wel eens gepest wordt en mensen over haar roddelen. Ze mag van haar ouders niet met Turkse en Marokkaanse kinderen omgaan, die pesten haar ook en haar ouders zeggen dat het maar luie kinderen zijn die altijd buiten zitten. Als ze gepest wordt doet Minouk alsof ze het niet doorheeft en loopt weg, ze gaat de confrontatie niet aan. Thuis is Minouk ook gewend de confrontatie niet aan te gaan en wanneer ze iets fout heeft gedaan accepteert ze de straf die haar ouders haar geven. Als ik het over ouders heb bedoel ik vooral de moeder. De verantwoordelijkheid voor de opvoeding rust voor het grootste deel op de schouders van haar moeder.

Ik heb Minouk nu sinds september in mijn klas. Ze is heel gedreven om te presteren maar verder is het een stil meisje. Haar ouders heb ik nog nooit echt uitgebreid gesproken, ik kijk soms wel of ze bij het schoolplein staan maar Minouk komt altijd alleen, ze is natuurlijk ook gewoon twaalf jaar. Op een ouderavond heb ik haar ouders ook nog niet ontmoet. Minouk haar resultaten zijn ook gewoon goed dus er is geen noodzaak dat ik haar ouders spreek maar het liefst leer ik altijd alle ouders een beetje kennen van de leerlingen. In de klas merk ik niet dat Minouk gepest word, ze is erg stil en teruggetrokken en de rest van de leerlingen laat haar daardoor een beetje links liggen. Ze is nog nooit betrokken geraakt bij een ruzie. Wel probeer ik haar naast iemand in de klas te zetten die met haar begaan is en als ze een keer met elkaar praten zie ik dit een beetje door de vingers omdat ik het belangrijk vind dat Minouk contact maakt. Extra begeleiding in de taal zal goed zijn voor Minouk, ik probeer haar ook meer te laten spreken door bijvoorbeeld een spreekbeurt te laten geven. Wat fijn zou zijn is als Minouk ook thuis Nederlands kan praten maar helaas is dit niet het geval.

Keulen, A. van, Beurden, A. en Pels, T. (2010). Van alles wat mee nemen. Bussum: Coutinho





Samenvatting hoofdstuk Chinezen


Chinezen.

5.1 inleiding
In 1911 kwamen de eerste Chinese migranten aan in Rotterdam. Zij hielden zich vooral bezig met het op straat verkopen van pinda’s. ze stonden daarom bekend als pinda-Chinezen.
In de jaren 60 en 70 kwam er ook een deel van de Chinese gezinnen naar Nederland. Vooral uit Honkong of de Volksrepubliek China.
Na 1975 kwamen de meeste Chinezen naar Nederland, er wonen in Nederland ook Chinezen die afkomstig zijn uit Indonesië en Suriname.
In 2010 wonen er in Nederland zo’n 71 530 Chinezen (cbs, 2010).
Er wordt in de Chinese gezinnen maar weinig Nederlands gesproken. Bij de meeste gezinnen is Kantonees de voertaal. Andere veel voorkomende talen zijn: Kakka, Hokien, Wenzhou of Mandarijns.
De meeste Chinezen gaan na hun vestiging in Nederland werken in de horeca. Ze zijn vaak werkzaam in de Chinees-Indische restaurantsector als kok, kelner of restauranteigenaar.

5.2 diversiteit
Ongeveer de helft van de Chinese ouders spreekt nauwelijks Nederlands. Vooral de moeders vinden het belangrijk dat hun kind ook de Chinese taal leert omdat de ouders en de kinderen elkaar anders niet kunnen verstaan.
De meerheid van de moeders spreekt de voorkeur uit naar een gemengde woonomgeving. Dit vinden ze belangrijk om te integreren en de Nederlandse taal te leren. Veel moeders nemen ook deel aan activiteiten buitenshuis.
Ouders van de tussengeneratie hebben vaak een hoger onderwijs genoten dan de ouders van de eerste generatie. Veel ouders in China hebben enkele jaren middelbaar onderwijs gehad. Een aantal hebben ook hoger onderwijs gevolgd en iets minder dan de helft heeft maximaal basisonderwijs gevolgd.
Van de onderzoeksgroep werkt bijna 70 procent van de mannen in de horeca, van de vrouwen werkt ongeveer de helft als huisvrouw, de andere helft werkt in een restaurant. De overige mannen uit de onderzoeksgroep vervullen of een hogere functie (apotheker, arts, wetenschappelijk medewerker) of ze zijn werkeloos. Het restaurant is voor veel kinderen ook hun huiskamer. Hier wordt gespeeld of huiswerk gemaakt. Het komt ook wel voor dat jongere kinderen door opa of oma worden opgevangen of worden teruggestuurd naar China om daar door opa en oma te worden opgevoed.
Chinezen zijn door de Nederlandse overheid niet erkend als minderheid. Zij zijn niet zoals bijvoorbeeld Turken of Marokkanen als gastarbeiders gekomen of zoals Surinamers vanuit een voormalig Nederlandse kolonie afkomstig. Dat zij niet als minderheid worden erkend betekent dat zij niet vallen onder het minderhedenbeleid en niet profiteren van de daarbij behorende maatregelen. Bijvoorbeeld: ondersteuning van eigen organisaties, een eigen talig radioprogramma, het aanstellen van Chinese hulpverleners, eigen talig voorlichtingsmateriaal.

5.3. hoe moeders terug kijken op hun jeugd
Voor meisjes was de opvoeding streng. Er moesten vaak op jonge leeftijd al huishoudelijke taken worden verricht en ze hadden weinig bewegingsvrijheid. Veel moeders miste in hun jeugd vooral aandacht.
Hoewel het merendeel van de moeders hun eigen opvoeding als streng heeft ervaren vinden ze het belangrijk dat hun eigen kind eenzelfde strenge opvoeding moet krijgen, het vormt een grote inspiratiebron. Ze willen hierbij dan wel meer aandacht aan hun kind schenken. Een minderheid van de moeders wil het helemaal anders doen. Zij willen hun kinderen juist meer aandacht, vertrouwen en openheid geven en samen dingen doen. Van de ondervraagde vaders is er wel een meerderheid die hun kind meer aandacht, vrijheid en liefde willen geven dan dat ze zelf hebben gehad.

5.4. opvoedingspatronen
De opvoeding wordt vooral gedaan door de moeders. Zij nemen ongeveer 90 procent van de opvoeding en de verzorging op zich. De mannen dragen weinig bij aan het huishouden en de verzorging van de kinderen. De vaders dragen naarmate de kinderen ouder worden wel meer bij maar dit blijft vaak beperkt tot steunend of corrigerend optreden.
Yim fu si mu ( vader is streng, moeder is aardig.)
Vaders zien zichzelf vooral als moreel leider. Vader moet het goede voorbeeld geven door zich rechtvaardig en deugdzaam te gedragen.
Als de vaders hoger zijn opgeleid of uit de tussengeneratie komen nemen zij wel meer verzorgende taken op zich. 
In veel gezinnen woont ook een grootouder in huis om te helpen met het opvoeden van de kinderen, ook wordt deze taak vaak gedaan door de oudere kinderen in het gezin. Veel Chinese vaders vinden het makkelijker om hun kind op te voeden in Nederland. Reden hiervoor zijn de grote mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de sociale en onderwijsvoorzieningen.

5.5.  opvoeden van klein naar groot
Vanaf zes maanden wordt een kind al bijgebracht wat wel en niet mag, ook moet het kind al bepaalde vaardigheden leren. Bijvoorbeeld: zitten, eten opscheppen, kruipen, lopen enz.). De Chinese visie op de ontwikkeling en opvoeding van kinderen gaat uit van een stapsgewijs verloop en de overtuiging dat mensen alles kunnen leren.
Tussen het eerste en tweede levensjaar moeten kinderen leren lopen, praten en zindelijk worden. Tussen het tweede en het vierde levensjaar moeten zij geleidelijk voor zichzelf gaan leren zorgen. In deze periode worden de kinderen vaak als lastig gezien. Ze vragen veel aandacht en krijgen een eigen willetje.
Tussen het vierder en het zesde jaar gaan de kinderen naar school en leren zich te gedragen met anderen. Ze worden verwacht grotendeels voor zichzelf te zorgen. Er wordt aangespoord om op school hard te werken, goed te leren en goed naar de leerkracht te luisteren.
Speelgoed is vooral ontwikkelingsgericht. Ook de tv of spelletjes moeten educatief zijn of goed zijn om Nederlands te leren. Gemiddeld kijken kinderen per gezin niet meer dan 2.5 uur. Kinderen lezen ook vee, vooral de meisjes omdat die vaker thuis zijn. De meeste moeders die niet werken nemen hun kinderen mee naar uitstapjes als het park of de speeltuin, al houden zij hen het liefst onder toezicht.
Rond de tien a twaalf jaar zijn de kinderen zelfstandig. Sommige zijn sterk aan huis gebonden en hebben daardoor weinig vrienden. Ze moeten ook hard werken in het restaurant of hard studeren om een goed betaalde baan te krijgen om later de ouders te verzorgen.
Tussen de 16 en de 20 jaar zijn de kinderen volwassen. De rol van de ouders gaat van sturend naar meer adviserend.

5.6. opvoedingsdoelen
Het belangrijkste onderdeel van de opvoeding is presteren. De kinderen moeten een zo hoog mogelijke opleiding krijgen. Andere belangrijke doelen zijn, respecteren van de ouderen, oppassendheid, beleefdheid, het rechte pad volgen en gehoorzaamheid. Dit hangt sterk samen met het Chinese begrip van eerbied en plichten die de kinderen aan hun ouders verschuldigd zijn. Kinderen zijn er primair voor de ouders. Dit krijgen zij mee van hun ouders, op scholen en de Chinese samenleving.  Belangrijke waarden uit de Chinese cultuur zijn harmonieus met elkaar omgaan, vermijden van conflicten en zorgzaam en verantwoordelijk gedrag ten opzichte van je medemens.

5.7
In Chinese gezinnen staat het in stand houden van de groep centraal, waardoor de opvoeding niet zozeer gericht is op het individu. Ieder kind verdient een zelfde aanpak. Een kleine minderheid van de moeders heeft door hun opvoedingservaring met oudere kinderen wel gezorgd voor een meer individuele gerichte aanpak voor hun jongere kinderen, hierdoor hebben de moeders met deze kinderen intensiever contact. Met dochters hebben de moeders het meeste contact. Om meer bij hun kinderen te zijn zeggen sommige moeders hun baan op.

5.8 Straffen en belonen
Ouders vinden dat belonen geen goede invloed heeft op de kinderen, ze raken verwend of worden arrogant. Vaders leiden het gedrag van hun kinderen in goede banen door te waarschuwen, fysiek te straffen of te praten. Een kleine groep vaders onderhoud een vertrouwelijke verstandhouding met hun kinderen. De meeste moeders hanteren geen strikte regels, die regels die er wel zijn gaan over tijdstip van thuiskomen en naar bed gaan. Oudere kinderen worden buitenshuis wel in de gaten gehouden maar de moeders stellen geen strikte regels. Jongere kinderen worden gecorrigeerd door straf, bij oudere kinderen worden gewaarschuwd en meer uitgelegd. Moeders hanteren verschillende soorten straf zowel mentaal als fysiek. Moeders van de tussengeneratie leggen kinderen vaker uit waarom iets niet mag terwijl de eerste generatie moeders vaker fysieke straffen geven.

5.9 De Chinese school, religie en familie – ideologie
De ouders in dit onderzoek hechten veel belang aan het behoud van de Chinese taal, vooral voor communicatie, terwijl de kinderen liever Nederlands praten. Er zijn Chinese scholen die meestal op zaterdag voor onderwijs zorgen over: Chinese taal, Chinese normen en waarden, achtergronden van de Chinese cultuur, de geloven (boeddhisme, taoïsme en confucianisme, de Chinese feestdagen (vooral oud&nieuw, hierbij wordt er echt een nieuwe start gemaakt).
Chinezen gaan ervan uit dat het leven een geschenk is dat je ontvangt van de geesten van de voorouders. Chinezen zijn sterk gericht op familie-ideologie, er is een strakke hiërarchische ordening naar generatie en geslacht. Kinderen hebben een aantal verplichtingen: bewaren harmonie in relatie met anderen, juiste beleefdheidsregels en omgangsvormen naleven, bescheidenheid, vlijt en schaamte, goed presteren en kuisheid. Een individu conformeert zich altijd tot de groep waar het bij hoort.
Voor de meeste moeders hoort het krijgen van kinderen bij het huwelijk, vooral zonen, al is er bij de moeders van tegenwoordig minder sprake van voorkeur. Vooral moeders van de eerste generatie rekenen op steun van de kinderen.   

5.10 seksespecifieke opvoeding
Meisjes worden scherper in de gaten gehouden en zijn meer aan huis gebonden. De kinderen hebben een redelijke bewegingsvrijheid maar maken hier nauwelijks gebruik van. Moeders houden scherp in de gaten met wie hun kinderen omgaan, uitgaan doen zowel jongens als meisjes nauwelijks, ouders hebben hoge verwachtingen. Kinderen moeten goed presteren en gaan op zaterdag naar de Chinese school en ze werken hier nog bij.
De meeste moeders willen voor hun zoon een Chinese vrouw, die gaat deel uitmaken van de familie. Voor meisjes maakt het minder uit. Toekomstig ouderschap is voor de kinderen vanzelfsprekend en seksualiteit is een taboe. Moeders zijn blij dat de kinderen seksuele voorlichting krijgen op school zodat ze dat zelf niet hoeven te doen.

5.11 onderwijs
De meeste ouders uit het onderzoek zijn tevreden over het onderzoekssysteem, onderwijs is erg belangrijk wel vinden ze dat ze weinig steun en advies krijgen van de leerkrachten. In China is het niet vanzelfsprekend dat je wordt toegelaten tot het vervolgonderwijs. Sommige ouders vinden daarom het Nederlandse onderwijs te vrijblijvend en niet serieus genoeg. Chinese ouders oefenen veel druk uit op hun kinderen en houden alles nauwlettend in de gaten. Toch is het contact met de school vaak minimaal In China is het gewoon dat de school ook opvoedingstaken van de ouders overneemt. Dus zolang het goed gaat is er geen contact met de school. Chinese kinderen zijn vaak stil, hun ouders willen dat ze zich rustig, bescheiden en beschaafd gedragen.

5.12 het vervolgonderwijs
Chinese jongeren nemen vaker dan andere allochtonen en Nederlandse jongeren deel aan havo- of vwo- onderwijs. Maar zij doubleren in verhouding met Nederlandse jongeren vaker en verlaten vaker de school zonder diploma. Door hun grote ijver en inzet krijgen ze vanaf de basisschool een hoog doorstroom advies maar redden het vaak niet door taalachterstand. Hoewel de meeste kinderen extreem hard werken zien ouders dit als luiheid. De moeders die wel oog hebben voor de problemen noemen inderdaad de Nederlandse taal als obstakel. Kinderen krijgen soms enige tijd logopedie.

5.13 discriminatie
De meeste ouders in het onderzoek leren hun kinderen pesterijen en discriminatie te negeren. Een aantal ouders vind dat hun kinderen van zich af moeten bijten. Kinderen worden niet alleen gepest door Nederlandse kinderen, tussen Chinese kinderen en Turkse en Marokkaanse botert het niet erg. Veel Chinese vinden dat Turkse en Marokkaanse kinderen hun best niet doen op school en zich niet goed gedragen.

5.14 opvoeding en ondersteuning
Meer dan de helft van de moeders uit het onderzoek meldt dat Chinezen wel eens op het gedrag van elkaar kinderen letten. Vrijwel alle moeders noemen als probleemgedrag van hun kinderen ongehoorzaamheid en brutaliteit. Kinderen ouder dan 12 jaar zijn vaak minder brutaal en ongehoorzaam.
Ouders die de Nederlandse taal beheersen vinden het helpen van hun kinderen bij schoolwerk prettig, wanneer de taalvaardigheid minder is zien de ouders het meer als een belasting. De meeste opvoedingsondersteuning vinden de moeders bij de vaders. De meeste gezinnen hebben nauwelijks contact met Nederlanders of Nederlandse instellingen.
Afwezigheid van de familieleden is een groot probleem. Kinderopvang is niet afgestemd op de piekuren van een restaurant. Kinderen verblijven vaak bij buren, of door oma als die in Nederland woont. In een uiterst geval worden de kinderen naar oma in China gestuurd.
De horecasituatie beïnvloedt het Chinese gezinsleven en de opvoeding sterk. 

toepassingskaart 5 artikelen en stellingen

Artikel 1:
Coomans, W (28-11-2011) verkregen op 24-1-2012  http://www.opiniestukken.com/opiniestukken/artikel/35/Er-bestaan-enkel-multiculturele-samenlevingen 

Elke samenleving is multicultureel. Terugvallen op een nationalistisch discours om gedragsproblemen op te lossen, is onzinnig. Met pedagogie en psychologie bereik je wel oplossingen.

Het artikel gaat over de samenleving. De geslotenheid van de Nederlandse en de neerbuigende houding ten opzichte van mensen met een andere achtergrond. Dit wordt gezien als een falende opvoeding. Maar het gaat ook over buitenlanders die weigeren zich aan te passen en de taal te leren. Het mes snijdt aan twee kanten. 

Ik denk dat we het probleem niet alleen maar bij andere neer mogen leggen maar ook bij onszelf te rade moeten gaan wat er moet veranderen. 

stelling: Zijn er meer financiële middelen nodig om de problemen aan te pakken of moeten er dingen veranderen die niet met geld op te lossen zijn.

Artikel 2: 
Stoep, J ( 20-2-2008) Vooroordelen leerkrachten versterken taalachterstand jonge kinderen verkregen op 24-1-2012

‘Alles wat je kunt doen om die achterstand al vroeg te verkleinen, en kinderen een betere kans te geven een goede lezer te worden, is dus van groot belang. 

Kinderen moeten nauwer in de gaten gehouden worden. Leerkrachten gaan vaak af op een vooroordeel dat ze al over het kind hebben ontwikkelt. Ook de samenwerking tussen ouders en leerkrachten moet nauwer worden. Leerkrachten gaan er al van uit dat allochtonen leerlingen een taalachterstand hebben en autochtone leerlingen met hoog opgeleide ouders thuis veel lezen en voorgelezen worden. Dit is niet altijd waar. 

stelling: Er moet voor peuterleidsters al meer tijd en ruimte komen om hun leerlingen op taalkundig gebied te onderwijzen en begeleiden. 

Artikel 3:
Wigboldus, D.H.J. (10-03-2008) We hebben veel meer vooroordelen dan we denken en ze zijn ook te meten. verkregen op 24-01-2012

We zijn ons niet bewust van ons gedrag en kunnen onszelf daarom ook niet corrigeren. Maar onderbewust houden we meer afstand van allochtone mensen dan van autochtone mensen. Dit is uit onderzoek gebleken. Juist in een sollicitatieprocedure, waar de eerste indruk een grote rol speelt, ondervinden allochtone kandidaten ongewilde effecten van negatieve impliciete associaties. En daar moeten we ons van bewust zijn. Alleen dan kunnen we corrigeren, bijvoorbeeld door ook eens het perspectief van de ander te nemen.

Stelling: effe chillen voordat je gaat gillen.

Artikel 4:
Integratiebeleid gaat op de schop, NOS (16-06-2011) verkregen op 24-01-2012

Het kabinet neemt verder afstand van Nederland als multiculturele samenleving. Integratie is niet langer de verantwoordelijkheid van de overheid, maar van de migrant.Hij stopt met het geven van subsidie voor de integratie van specifieke groepen allochtonen. Verder worden gedwongen huwelijken strafbaar en komt er een verbod op gezichtsbedekkende kleding.

stelling: Kan je de verantwoordelijkheid van de integratie op alleen de schouders van de migrant laten rusten?

Artikel 5:
Ramlal-Jagmohansingh, S (12-+03-2011) Erken dat de multiculturele samenleving een feit is verkregen, Trouw op 24-01-2012 http://www.trouw.nl/tr/nl/4328/Opinie/article/detail/1858626/2011/03/12/Erken-dat-de-multiculturele-samenleving-een-feit-is.dhtml

Allochtone jongeren merken dat hun identiteit niet geheel wordt geaccepteerd  in het land waar ze geboren en  getogen zijn. Turks-Nederlandse  jongeren schreven een manifest in  de Volkskrant, waarin ze hun maatschappelijke positie  als zorgwekkend omschreven. In vergelijking met de eerste generatie allochtonen, die zich voor een  groot deel bezighield met overleven  en aanpassen in een vreemd land,  spelen bij jongere allochtonen geheel andere vraagstukken, zoals:  wanneer ben je als elders geboren  Nederlander een volwaardige Nederlander? Of beter gesteld: wanneer  ben je één van de Nederlanders aan  wie Rutte dit land wil teruggeven?  Word je zo gezien als je een vierde of  de helft van je culturele erfenis hebt  achtergelaten? Als je alleen Nederlands spreekt en het Turks bent verleerd? Als je vriendenkring louter bestaat uit autochtone Nederlanders  en niet uit Turkse Nederlanders? Als  je thuis alleen kaassoufflés eet en  geen baklava? 

stelling: als je in Nederland geboren bent dan ben je geen allochtoon ook al komen je ouders uit een ander land.



Wat is er voor mij naar voren gekomen in deze artikelen?
De integratie verloopt nog moeizaam. Allochtonen voelen zich niet thuis in Nederland en autochtonen voelen zich niet op hun gemak bij allochtonen. De politiek trekt zijn handen van het beleid af en vind dat het een eigen verantwoordelijkheid is. Helaas zie je wel kinderen met taalachterstanden die niet weg te werken zijn en verscheurd worden tussen twee culturen waar ze gedwongen zijn in te leven. Ik vraag mij sterk af wat er gedaan moet worden of verandert moet worden om iedereen zich op het gemak te laten voelen in je eigen land. Als je in Nederland woont ben je een Nederlander en moet je je thuis voelen.

dinsdag 3 januari 2012

toepassingskaart 6: interculturele communicatie








-Zorg voor een open houding 
Helemaal mee eens, ouders moeten zich op hun gemak voelen en je moet tegen elkaar durven zeggen wanneer je iets dwars zit, door een open houding ontstaat er een toegankelijk klimaat


-Creëer sfeer
Ik weet niet precies wat je hiermee bedoeld. Ik denk dat het belangrijk is dat het lokaal er bijvoorbeeld netjes uitziet en er werkjes van de kinderen zichtbaar zijn, dit creëert een bepaalde sfeer waarbij ouders zich op hun gemak voelen.


-Toon respect
Respect moet je uiteraard altijd tonen naar ouders, hoe moeilijk dit soms ook kan zijn. Soms kunnen ouders wat grof uit de hoek komen maar probeer daar boven te staan en ten alle tijden respect te tonen en rustig te blijven.


-Erken het probleem of de klacht die de ouders hebben
Ouders vinden het heel belangrijk om het idee te hebben dat ze gehoord worden en meetellen. Luister naar hun klachten, problemen etc en probeer samen tot een oplossing te komen.


-Zoek samen naar oplossingen
Het is belangrijk dat je ouders invloed laat hebben in het vinden van oplossingen wanneer er problemen zijn. Ouders vinden het fijn om gehoord te worden en het is ook belangrijk wanneer je wilt dat de oplossing van de grond komt, de medewerking van alle partijen is dan nodig. 


-Zorg voor persoonlijk contact
Wanneer je ouders aankijkt zullen ze weten dat ze gehoord worden. Ze kunnen dan zien dat je geïnteresseerd bent in wat ze te zeggen hebben en dat is erg belangrijk. Soms is er een taalbarriere het helpt dan als je de ouders aankijkt, zo versta je ze soms sneller en weten de ouders in ieder geval wel dat je je best doet ze te verstaan.


-Ga als gelijke het gesprek in
Wat ik altijd belangrijk vind is dat je op gelijke hoogte zit, zodat hier er niemand naar de ander hoeft op te kijken of neer te kijken. Verder zorg ik voor een plekje in de klas zodat het gesprek minder officieel lijkt en ouders niet opgelaten hoeven te zijn. Soms willen ouders nog wel een denigrerende opmerking maken, hier moet je een weg in vinden om mee om te kunnen gaan maar laat zeker niet over je heen lopen al probeer je conflict uit de weg te gaan. 


-Zorg dat je op gelijke hoogte zit
Zoals ik hierboven al heb vermeld is dit belangrijk om een gelijkwaardig gesprek aan te kunnen gaan. Nu is mijn tafel over het algemeen wel hoger zodat ik omdat ik zelf kleiner ben je dan nog op gelijke hoogte zit.


-Maak oogcontact
Ook dit is weer terug te koppelen aan het persoonlijke contact door het maken van oogcontact en een open houding stel je ouders op hun gemak en weten ze dat er naar ze geluisterd wordt. 


-Stel open vragen
Probeer ouders niet klem te zetten met gesloten vragen maar stel open vragen, op deze manier kunnen ouders ook hun verhaal kwijt. 


-Luister en vraag door
Dit laat zien dat je interesse toont naar wat de ouders te zeggen hebben en dat je meer wilt weten of de leerling. Het is dus erg belangrijk om door te vragen.


-Het kind staat centraal, dus wat is het best voor het kind?
Laat de ouders duidelijk weten dat jullie hier allemaal voor hetzelfde zijn namelijk wat is het beste voor het kind, hierdoor zal er minder snel een conflict ontstaan wanneer je het even niet eens bent omdat je benadrukt hebt dat je het beste wilt voor het kind zullen de ouders meer vertrouwen hebben dat jullie er samen wel uit komen. 


-Laat bij vertrek de mensen uit.
Tijdens een ouderavond zijn  gesprekken altijd strak gepland, omdat je je aan die planning wil houden moet je subtiel een gesprek af kunnen ronden, wanneer er nog problemen zijn zorg je voor een vervolgafspraak op een ander moment. Na deze minuten begeleid je de ouders netjes naar de deur zodat je gesprek netjes afgerond is, zo geef je het gevoel dat de ouders welkom waren.


*wat ik nog mis:
- Zorg dat je goed voorbereid bent, het staat knullig en onprofessioneel als je benodigde papieren niet kunt vinden en de ouders hierdoor moeten wachten.
-Zorg met voorbereiden ook dat je goed weet waar je met de ouders over wilt praten, zijn er nog aparte punten buiten de resultaten van de leerling?
-Houd de klok goed in de gaten, als er een gesprek uitloopt lopen vaak alle gesprekken uit en moeten de ouders wachten.
-Zorg dat de deur gesloten blijft tijdens de ouderavond zodat ouders weten dat ze alleen met jou praten en de informatie niet bestemt is voor andere mensen en dat het voor andere ouders duidelijk is dat je nog bezig bent ook al loop je misschien uit, een dichte deur laat altijd zien dat je nog in een gesprek bent. 





toepassingskaart 3: de wijk in

Onderdeel A bereid je voor door:
• Bestudeer de website van de (binnen)stadsschool die je gaat bezoeken. Noteer gegevens die jij van belang acht om te weten alvorens je een gesprek met medewerkers van betreffende school aangaat.
-pcsl de Marke te Leiden
-gelegen in Leiden zuid-west
-11 leslokalen, een aula en eigen gymzaal
-140 leerlingen verdeeld over 9 groepen
-de bijbel is de bron waaruit de kinderen leren en opvoeden
-protestant christelijk
-speciaal onderwijs
-leerlingen uit Leiden en veel omringende dorpeln
-geen klassen maar groepen
-school heeft geen speciale contacten met buurtcentrum of andere voorzieningen voor kinderen uit de buurt
-er komen ook kinderen van buiten de school voor therapie
-werken met een duidelijk gedragsprotocol voor leraren en leerlingen


• Formuleer minimaal vier vragen die je zou willen stellen aan de medewerkers van de te bezoeken school.
1-De school ligt in een economisch zwakke buurt, maar toch zitten er leerlingen op deze school met een zeer verschillende economische achtergrond, hoe komt dit?
2-Jullie zijn een protestant christelijke basisschool maar hebben te maken met veel verschillende nationaliteiten, zitten er ook leerlingen met een andere godsdienst op deze school, zo ja hoe wordt hiermee omgegaan?
3-Krijgen de leerlingen thuis ook de extra begeleiding die ze nodig hebben en waarvan de ouders verwachten dat de leerlingen deze op school ook krijgen. Is het moeilijk om hier onderling goede afspraken met de ouders over te maken?
4-De school staat in een economisch minder welvarende wijk, merk je hier iets van aan de leerlingen. Zijn er problemen met het betalen van de activiteiten georganiseerd door de school, komen leerlingen minder verzorgd op school? Is er een speciale regeling voor ouders die minder grote bedragen op kunnen brengen dan andere ouders?


Onderdeel B bereid je voor door:
Probeer vooraf gegevens over de ontstaansgeschiedenis van de wijk waarin de school ligt te achterhalen.


Geschiedenis

Aan water gelegen molen met poserend molenaarsechtpaar ernaast in de Bosch- en Gasthuispolder (foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
De Bosch- en Gasthuispolder is ontstaan door de samenvoeging van de Boschhuizerpolder (gesticht 4 juni 1650) en de Gasthuispolder (gesticht 5 februari 1631). In 1671 werden de beide polders weer gesplitst, maar in 1802 opnieuw samengevoegd onder één bestuur. Het waterschap De Bosch- en Gasthuispolder was verantwoordelijk voor de vervening, drooglegging en de waterhuishouding in de gelijknamige polders. Het is later opgegaan in hetHoogheemraadschap van Rijnland.
Een stadskaart van 1646 toont aan dat er al bebouwing in het huidige Vreewijk aanwezig was. Deze bestond uit verspreide bebouwing langs de structurerende elementen van de wijk: de water- en wegenlopen.
Ook langs de Haagweg ontstond bebouwing: hier stonden een boerderij en als belangrijkste herkenningspunt de houtzagerij Noordman met twee zaagmolenslangs de Rijn. Daarnaast stond nog een derde molen. Van de twee zaagmolens is nu alleen de stellingmolen D'Heesterboom uit 1804 over als gezichtsbepalend monument langs de Haagweg.
Vanaf 1850 begon een trek vanuit de overvolle binnenstad van Leiden naar het buitengebied, waar de grond ook goedkoper was. Dit resulteerde in de bebouwing van het Noordeindeplein en de Witte Singel. Bovendien kwam in 1878 de spoorlijn naar Woerden gereed. Langs deze spoorbaan ontstond een lintbebouwing, de huidige Rijn- en Schiekade. Het huidige Vreewijk behoorde al die tijd nog tot de gemeente Zoeterwoude. Op 1 augustus 1897 werd een grenswijziging aangebracht en sinds dat moment behoort Vreewijk tot Leids grondgebied.
Met een volgende annexatie in 1920 werd de grens van Zoeterwoude en Leiden vastgelegd in de loop van de Vliet en de in 1919 voltooide Rijn-Schiekanaal. Het gebied bestond uit het polderlandschap van de Bosch- en Gasthuispolder en de bebouwing aan de Haagweg, toen Voorschoterweg geheten.
het gedeelte van de Bosch- en Gasthuispolder over de Waddinger­vliet was in 1918 bij Voorschoten gekomen. Op dit Voorschotense gedeelte na, werd het polderge­bied volgebouwd. Het werd stadsdeel Leiden Zuidwest.

-Print een plattegrond van de wijk uit (bijv. via Googlemaps of Google Earth) en neem deze mee.
-trek comfortabele wandelschoenen aan
check!











Onderdeel C bereid je voor door:
Verdiep je vooraf in de religieuze stroming die bij jullie gekozen gebedshuis hoort.

Leiden, Aerent Bruunstraat - Bevrijdingskerk

Algemene gegevens
Genootschap :PKN Gereformeerde Kerk
Gemeente :Leiden
Plaats :Leiden
Adres :Aerent Bruunstraat 1
Provincie :Zuid-Holland
Jaar ingebruikname :1961
Huidige bestemming:kerk
Naam kerk :Bevrijdingskerk
Architect :Nielsen, Spruit, Kuilen, vd


De Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) zijn ontstaan in 1892 door een samensmelting van twee afscheidingsbewegingen uit de Nederlandse Hervormde Kerk, te weten de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886 (onder leiding van Abraham Kuyper). Vanzelfsprekend waren met dit samengaan niet spontaan alle meningsverschillen tussen Afgescheidenen en Dolerenden opgelost. Een klein deel van de Afgescheidenen, sinds 1869 de Christelijke Gereformeerde Kerken geheten, wenste niet met deze zogenoemde Vereniging mee te gaan. Bovendien is in sommige plaatsen na het ontstaan van de GKN nog jarenlang een situatie geweest van een Gereformeerde Kerk A en een Gereformeerde Kerk B.


In 1905 wist een vergadering van de synode meer eenheid tussen deze groepen te bewerkstelligen. Hoewel deze kerkvergadering een korte periode van rust bracht, scheidde de linkerflank van de GKN zich in 1926 af onder de naam Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband. Deze ‘hersteld’-gereformeerde kerken voegden zich in 1946 bij de Nederlandse Hervormde Kerk.


Maar ook na 1926 zou het in de Gereformeerde Kerken onrustig blijven. In 1944 vond opnieuw een kerkscheuring plaats: de rechterflank van de GKN maakte zich vrij en bleef zich Gereformeerde Kerken in Nederland noemen. Om verwarring te voorkomen met de kerken die binnen de GKN bleven, zijn voor de kerken die zich vrijmaakten de toevoeging ‘vrijgemaakt’ en de afkorting ‘GKV’ gangbaar geworden. Dit kerkverband staat nu bekend als Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt).


Het overgrote (midden)deel dat in de GKN achterbleef zocht in de jaren '60 toenadering tot de hervormden. Geschrokken door de gebeurtenissen van 1926 en 1944, werden steeds meer verschillende geloofsopvattingen binnen het kerkverband toegestaan.

• Formuleer vier vragen die je zou willen stellen aan de beheerder / rondleider van het gebedshuis.

1-organiseert de kerk activiteiten voor hun leden buiten de gebruikelijke kerkdienst op zondag?
2-Zijn mensen die niet bij de kerk ingeschreven staan wel welkom in de zondag dienst en bij de eventuele andere activiteiten?
3-Jullie zijn verhuist met de kerk ivm hoge kosten en een tekort aan parkeermogelijkheden, komen er nu jullie op deze plek zitten andere mensen naar de kerk en blijven mensen die voorheen kwamen weg?
4-Wat is de leeftijd van de gemiddelde bezoeker en de samenstelling van de gezinnen die bij jullie naar de kerk komen?



•  Antwoorden op de vier vragen die wij hebben gesteld aan een leerkracht van PCSL de Marke te Leiden:
1-De school ligt in een economisch zwakke buurt, maar toch zitten er leerlingen op deze school met een zeer verschillende economische achtergrond, hoe komt dit?

De wijk waarin de school staat is inderdaad een van de zwakkere buurten, maar op onze school zitten niet alleen maar kinderen uit de wijk zelf. Een aantal kinderen komt zelfs helemaal niet uit Leiden zelf maar uit bijvoorbeeld Leiderdorp of Roelofarendsveen. Dit komt omdat wij een speciaal basis onderwijs zijn. De leerlingen die hier komen hebben hier niet helemaal zelf voor gekozen maar ze konden op hun oude school niet mee komen. Veel van de leerlingen komen ook met een taxi busje naar school ’s morgens of worden door hun ouders met de auto gebracht. De problemen die de kinderen hebben zijn erg afwijkend en niet uit een specifiek economisch milieu.

2-Jullie zijn een protestant christelijke basisschool maar hebben te maken met veel verschillende nationaliteiten, zitten er ook leerlingen met een andere godsdienst op deze school, zo ja hoe wordt hiermee omgegaan?

Ook hiervoor geldt dat er niet alleen maar kinderen op school lopen met een protestantse geloofsovertuiging. Omdat de leerlingen niet specifiek voor een protestantse school hebben gekozen maar omdat ze hier min of meer geplaatst zijn omdat ze speciale begeleiding nodig hebben. Wij proberen hier open mee om te gaan. De grondslag van ons onderwijs ligt bij de bijbel en het geloof in god, maar we proberen een houding te creëren waarbij we respect voor ieders inbreng hebben. De feesten die we op school houden zijn wel verbonden aan onze protestante visie.  


3-Krijgen de leerlingen thuis ook de extra begeleiding die ze nodig hebben en waarvan de ouders verwachten dat de leerlingen deze op school ook krijgen. Is het moeilijk om hier onderling goede afspraken met de ouders over te maken?


-Het verschilt heel erg per ouder en ook per gezin in hoeverre de leerlingen thuis ook de begeleiding krijgen die ze nodig hebben. Ouders werken fulltime en hebben hier weinig tijd voor, soms hebben we ook te maken met ouders die de stof die hun zoon of dochter als huiswerk mee naar huis krijgt ook niet snappen of leerlingen die veel bij opa en oma verblijven. Wij proberen zeker te stimuleren dat de leerlingen thuis ook geholpen worden met hun huiswerk, al merken we ook weer dat er ouders zijn die al het huiswerk van hun kinderen maken omdat de leerlingen soms zelf veel moeite hebben met het maken van het huiswerk, maar hier leren ze uiteraard niks van. Hierom geven we toch ook weer begeleiding vanuit school en per week hebben we met de leraren afgesproken dat er vragen gesteld mogen worden over het huiswerk en op dat moment kunnen ze de nodige hulp krijgen, wel verwachtten wij dat de leerlingen er zelf al naar hebben gekeken. En wanneer de hulp van de ouders echt tekort schiet, benaderen wij de ouders toch wel voor een persoonlijk gesprek om hierover te praten en over een eventuele rede.

4-De school staat in een economisch minder welvarende wijk, merk je hier iets van aan de leerlingen. Zijn er problemen met het betalen van de activiteiten georganiseerd door de school, komen leerlingen minder verzorgd op school? Is er een speciale regeling voor ouders die minder grote bedragen op kunnen brengen dan andere ouders?

Wij hebben leerlingen van buiten de wijk maar ook inderdaad veel uit de omgeving. De activiteiten die wij ondernemen zijn over het algemeen niet duur voor de ouders, mocht dit wel het geval zijn dan is er een mogelijkheid tot gespreide betaling zoals bijvoorbeeld voor het schoolkamp van de schoolverlaters. Ouders kunnen dan in termijnen betalen, wel zien wij er streng op toe dat alles betaald wordt. Wij hebben geen speciale regeling voor mensen die minder veel geld hebben dan andere, mensen aan de onderkant van de samenleving kunnen een deel van het geld van zulke activiteiten weer terug krijgen van instanties. Ook zien wij er op toe dat leerlingen verzorgd op school komen. Het wil wel eens voorkomen dat een leerling de hele week dezelfde kleding aan heeft of erg naar zweet ruikt, wanneer dit lang zo blijft benaderen wij hierover de ouders. Ook wordt er na elke gymles en judo les gedoucht op school. 

* Antwoorden op de vier vragen die we hebben gesteld bij het gebedshuis:


1-organiseert de kerk activiteiten voor hun leden buiten de gebruikelijke kerkdienst op zondag?


Wij verzorgen ook regelmatig avond bijeenkomsten. Wij hebben een zeer gevarieerde groep met mensen die bij ons komen. Door ook diensten op de avond te verzorgen proberen wij zo veel mogelijk mensen te bereiken. 


2-Zijn mensen die niet bij de kerk ingeschreven staan wel welkom in de zondag dienst en bij de eventuele andere activiteiten?
Onze dienst op zondag is in principe voor iedereen te bezoeken, wanneer je geregeld naar de kerk komt kan je lid worden van de gemeenschap als je dat wilt en een vrijwillige gift geven per jaar, hier bestaan wij van. Voor onze andere activiteiten is het vaak de bedoeling dat mensen zich inschrijven. Op die manier weten we hoeveel mensen er komen en zorgen we dat er voldoende plek of wat er dan ook nodig moge zijn aanwezig is zodat iedereen zich welkom voelt. Vaak nemen mensen ook spullen voor elkaar mee of bijvoorbeeld een pak koffie op zondag voor na de dienst. Zondag na de dienst is iedereen welkom bij het koffie drinken in de koffieruimte, ook hier hangt een lijst om je in te schrijven voor als je bijvoorbeeld wat lekkers mee wilt nemen en in het koffiepotje kan je een vrijwillig bedrag doen zodat we elke week voor koffie kunnen zorgen. Iedereen is erg betrokken.


3-Jullie zijn verhuist met de kerk ivm hoge kosten en een tekort aan parkeermogelijkheden, komen er nu jullie op deze plek zitten andere mensen naar de kerk en blijven mensen die voorheen kwamen weg?
Wij hebben een trouwe groep met kerkgangers om ons heen, het maakt voor deze mensen niet uit of de kerk ver weg is of dichtbij. Iedereen vind het heel belangrijk om er te zijn en voelt zich thuis, dat is immers het belangrijkste. Verder is de parkeergelegenheid er hier juist beter op geworden.

4-Wat is de leeftijd van de gemiddelde bezoeker en de samenstelling van de gezinnen die bij jullie naar de kerk komen?


Mensen die bij ons in de kerk komen variëren van leeftijd, dat gaat van jong tot oud, van alleenstaand tot hele gezinnen en soms leren zelfs mensen bij onze kerk elkaar kennen, dat is natuurlijk erg leuk. Verder zijn wij een hechte gemeenschap en staan de mensen altijd voor elkaar klaar. Wij organiseren activiteiten voor jong en oud zoals ik al eerder heb gezegd en deze activiteiten zijn altijd druk bezocht, het is een dankbare taak dit te mogen organiseren.